Gepubliceerd op: maandag 1 mei 2023

EI 354: Kine Brettschreider – Kant van alleen

 

la-chen spe-len

geluk-kigzijn spe-len

zwaai-en

kant van alleen

 

zwaai-enzwaai-en

kant van alleen

zwaai-enzwaai-en

kant van alleen

 

zwaai-enzwaai-en la-chenspe-len

ge-lukkigzijnspe-len

kant van alleen

la-chenspe-len ge-luk-kigzijnspe-len

 

kant van alleen

Ig trekpoppt Ig zIg

ge-luk-kigzijnspe-len

kant van alleen

 

oma heeft betaald

 

Paul Valéry heeft de taal ooit vergeleken met een wankele plank over een sloot. Zolang je er vlug over loopt, beantwoordt hij aan zijn doel en kom je aan de overzijde. Maar zodra je stilstaat, beland je in het water. Zo is het met meer dingen. Het is beter niet na te denken over hoe je je voet zet als je een trap af wil, over je spierbewegingen terwijl je eet enzovoort. De vloek van de kennis of het inzicht noemde Thomas Mann het. Het remmende van (te veel) reflectie.

Daaraan moest ik – mede geïnspireerd door de schuilnaam van de dichter – denken bij het lezen van ‘Kant van alleen’, al bij al een van de minder hermetische gedichten in Kine Brettschreiders debuutbundel Trekpoptt. De splitsing van het merendeel van de meerlettergrepige woorden herinnert aan eerste leesboekjes, ook het gebruik van de infinitief of niet vervoegde werkwoordsvorm, de herhalingen en de overzichtelijke strofebouw wijzen in dezelfde richting.

Maar die eenvoud is bedrieglijk. Onder de speelse melodie van het gedicht, bijna een kinderlied of aftelrijmpje, schuilt een afgrond als onder Valéry’s taalbruggetje. Een gedicht begint echter met de titel, en hier begint ook al de complexiteit. ‘Kant van alleen’: informele weergave van een zinnetje dat ‘Het gaat vanzelf, zonder moeite, zonder hulp’ betekent? ‘Kant’ als verkorte vorm van ‘ik kan het’, maar waarom aaneengeschreven? Toch een allusie op de wijsgeer uit Koningsbergen, een notoire eenling die de mens aanzette tot ‘Sapere aude’, de moed om je van je eigen verstand te bedienen?

Tegenover de ratio wordt hier het prereflexieve lachen, spelen en zwaaien geplaatst, samengevat: het haast onnadenkende gelukkig zijn. Het poëtische taalgebruik verbeeldt de betekenis: het uit zijn voegende barstende la-chen, de hinkstapsprong van het spe-len. Het tweede vers problematiseert dat onbekommerde, kinderlijke. Er staat immers niet ‘gelukkig zijn’ maar gelukkig zijn spelen. De kinderlijke onschuld, het paradijselijk volmaakte samenvallen met je ‘zijn’ is verdwenen voor een doen alsof.

‘Kant van alleen’, het slotvers van de strofe en het keervers van het hele gedicht, krijgt nu plotseling een schaduw over zich. Spelen en zwaaien doen kinderen meestal samen. Dit spel daarentegen is er een in je eentje: een schaduwkant, een zelfkant. De keerzijde van de medaille.

Wat in de eerste strofe werd gesplitst, blijft zo maar wordt tegelijk ook weer verbonden in ‘zwaai-en-zwaaien’ (strofe 2) en ‘la-chenspelen’ (strofe 3). ‘En’ kan hier zowel morfeem van de infinitiefuitgang als voegwoord zijn. Het lijkt of het vloeiende dansante taalgebruik stokt en in elkaar zakt: ‘la-chenspelen ge-luk-kigzijnspe-len’. Het vers roept het slot van Martinus Nijhoffs Het souper op, even navrant maar klassieker in zijn formulering: ‘Lacht en stoot glazen stuk tegen elkander’ – een ontmaskering van geëtaleerd (schijn)geluk.

In de vierde strofe komt het keervers tweemaal voor en omarmt het in zijn eenzaamheid een link met het hoofdpersonage uit de bundel: ‘Ig’, een fonetische schrijfwijze voor ‘Ich’, een vers dat als een Ouroboros in de eigen staart bijt: ‘Ig trekpoptt Ig zIg’, waarin er een ‘Ig’ te veel lijkt te staan – weer een verstorend, unheimisch element. Klankmatig en visueel een ontredderend spiegeleffect. De duizeling van de zelfbespiegeling?

Voor het gedicht als een kaartenhuisje ineenstort, volgt het echte slot dat de kinderlijkheid van de fantasie semantisch heropneemt: ‘oma heeft betaald’ kon een geruststellend zinnetje uit het pretpark zijn: maak je maar geen zorgen… Tenzij ook weer iets navrants en zelfs tragisch in het spel is: oma heeft het gelag betaald. Het gelach?

In dit schijnbaar luchtige, trekpopachtige taalspel ligt een ongemakkelijke waarheid.

En licht op.

 

Trekpoptt

 

Trekpoptt
Kine Brettschreider
Uitgeverij Opwenteling
ISBN 9789063381790

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)