Delphine Lecompte – Paniek, gehaktbal, zigeunerkind
Ik kreeg mijn eerste paniekaanval toen de racistische meester Willy
Onze klas het spijsverteringsstelsel probeerde uit te leggen
Van mond tot en met aars
Het was een gehaktbal, het voorbeeld was een kinderachtige gehaktbal
Vanaf de racistische meester Willy zijn uiteenzetting begon
Werd de onzichtbare gehaktbal een voelbaar kluwen in mijn luchtpijp
Ik werd kortademig en moest het klaslokaal verlaten
Maar in de gang nam mijn nieuwsgierigheid het weer over
En ik luisterde gefascineerd naar de rest van het verhaal: de rationele maag,
De borrelende darmen en de ontluisterende ontlasting tot slot
De klas barstte in lachen uit: we waren tien en stront was nog komisch.
Ik rende de bijna lege speelplaats op
Er zat een rat onder de basketbalring
De ring was een halo, het leek alsof
De rat een aureool droeg, alsof hij heilig was: Sint Rat
‘Dag Sint Rat, ken je me nog?
Ik ben het jongensachtige meisje dat je leven redde
Toen de genadeloze lijmverslaafde zoon van de directrice
Een zware stoel nam uit de kantine en je ingewanden
Wilde zien rondslingeren en ploffend landen op de wangen
Van zijn moeder, omdat zijn moeder hem constant fnuikte en versmachtte
En zwartmaakte en vernederde en molesteerde toen hij afhankelijk van haar was
Maar dat is toch de taak van een moeder?!’
Sint Rat taxeerde me, zijn blik verried dat ik me vergiste en dat ik tekortschoot.
Rebekka het zigeunerkind stond in een hoek van de speelplaats te kermen
Ze snoerde de bloedstroom naar haar vingertoppen af
Met een vies ruw strogeel touwtje
Rebekka was gestraft omdat ze luizen had
Haar ouders waren te arm
Om luizenshampoo te kopen, het was vreselijk onrechtvaardig
Ik wilde haar troosten
Ik streelde haar bovenarm maar ze beet me
Sint Rat keek verschrikt op, ik probeerde hem te vangen
Maar hij was te snel, hij holde weg en hij verloor zijn halo, zijn heiligheid.
‘Vaarwel Ongedierte Rat, ik hoop dat een korzelige zwembadopzichter
Je schedel inslaat met een kristallen bonbonschaal
Afkomstig uit Venetië!’
Mijn moeder en mijn sombere mompelende stiefvader waren nog niet zo
Lang geleden op vakantie geweest in Venetië
Ik mocht natuurlijk niet mee
Ze kwamen terug met lelijke houten oorringen voor mij
En een heleboel kristallen objecten voor zichzelf
Om uit te stallen in de woonkamer en gelukzalig naar te gapen
Mijn moeder zei op een middag tegen mijn stiefvader:
‘Esthetische objecten omringen ons
We hebben het goed, niets kan ons raken
Wel jammer dat Fientje anorexia en eczeem heeft
En geplaagd wordt door schizofrene demonen en paranoïde paniekaanvallen
Het zit in de familie, paranoia vooral
Ze zal uiteindelijk in een gesticht belanden
Maar dat is toekomstmuziek.’
Mijn stiefvader zei mat: ‘Esthetische schalen, ja
De duivel laat ons voorlopig met rust
Er is geen vuiltje aan de lucht, mijn vader was een gierige calvinistische chemicus,
Mijn wazige moeder sprak te vaak over antipathieke arctische knaagdieren
En mijn zus werd Miss Pastinaak maar nadat ze verkracht werd
Door twee verdorven sponzenverkopers moest ze haar lint en tiara teruggeven
Aan de organisatoren van de missverkiezing: Rino en Imelda, exotische namen.’
Terug naar Rebekka:
‘Rebekka, ik had daarnet een paniekaanval
Toen de racistische meester Willy het grimmige parcours
Van een infantiele gehaktbal uit de doeken deed
Het is gortig wat er gebeurt met zo’n gehaktbal tussen mond en aars
Een mond is concreet en afgebakend, begrijpelijk
Een aars is rimpelig en hilarisch, duidelijk
Maar de wispelturige maag en de afgrijselijke darmen
Kon ik niet verduren, ik werd bleek en zweterig
Ik moest het klaslokaal verlaten en toen heb je mij gebeten
Zonder goede reden
Kom, we gaan spijbelen!’
Rebekka het zigeunerkind ging mokkend
Doch gedwee met me mee
Ik nam haar mee naar het huis van mijn moeder
En mijn sombere mompelende stiefvader
Ze waren er niet, mijn moeder gaf Franse les aan toekomstige meubelmagnaten
En aan organisatoren van zo veilig mogelijke Nijlcruises
Mijn stiefvader at nougatrepen naast een leeuwenkooi op de Vrijdagmarkt
Ik zei aan Rebekka: ‘Ik ga je haren wassen
Met luizenshampoo, je moet me niet bedanken achteraf.’
Rebekka trok haar lompen uit en ik waste haar stugge dikke
Verwilderde lokken, ze was al een beetje grijs
De kleptomanie van haar moeder en de necrofilie van haar oudste broer
Waar ze zo naar opkeek, hadden haar vroegtijdig oud gemaakt.
Mijn moeder kwam vroeger dan normaal thuis
Ze pakte Rebekka van me af,
Wikkelde Rebekka in een handdoek
En wiegde haar als een verdwaasd verfomfaaid egeltje
Gered uit de klauwen van twee sadistische zadelmakers
In een dreef in Aalter, mijn moeder maakte een stoofpotje
Voor Rebekka, Rebekka zei ondankbaar: ‘Precies braaksel.’
Mijn moeder was gekwetst
Ik at niets
Mijn sombere mompelende stiefvader kwam thuis
Met een doffe klarinet en een glanzend boek over koolmezen
Hij beweerde dat hij die dag het leven
Van een legendarische polsstokspringer had gered.
De polsstokspringer zat op de rand van een fontein
Met een hamburger, de zon scheen en hij deelde handtekeningen uit
Maar een augurkenschijfje schoot het verkeerde keelgat in
En de legendarische polsstokspringer dreigde te stikken
Gelukkig trad mijn sombere mompelende stiefvader
Voor een keer in zijn leven krachtdadig op:
Hij voerde het Heimlich maneuver uit en redde het leven van de polsstokspringer
‘Hoe kan ik je bedanken?’ vroeg de polsstokspringer
Mijn sombere mompelende stiefvader antwoordde:
‘Je kan een doffe klarinet en een glanzend boek over koolmezen
Voor me kopen, en keer daarna terug naar je eigen land!’
Rebekka het zigeunerkind wilde ook terugkeren
Niet naar haar eigen land
Maar naar haar eigen levensomstandigheden
Ze was die levensomstandigheden gewend
Onze kilte en ironie en onderhuidse vijandigheden begreep ze niet
Ik liep een stukje mee met Rebekka
Maar in de Penitentenstraat beet ze me opnieuw
De volgende dag was de luizenvrije Rebekka nog steeds een paria
Ze werd gestraft omdat haar moeder een wereldbol had gestolen
Van Juffrouw Sonja, een lelijke versleten wereldbol met onjuiste grenzen
En te nauwe zeeën, Finland en Peru bestonden niet volgens de wereldbol
Van Juffrouw Sonja, Juffrouw Sonja was een slet
Met een gouden poemabroche tussen haar puntige borsten
Ze wist niets over Nefertiti, Frankenstein, lepra, Lenin,
De drooglegging, Christo en de Coloradokever
Ze wilde alleen maar naar plakkerige zonnebankcentra gaan en copuleren.
De racistische meester Willy zei tegen de klas:
‘Vandaag ga ik jullie vertellen over het Indiase kastenstelsel
De enige slimme uitvinding afkomstig uit dat vuile
Ellendige primitieve onhygiënische land.’
Meester Willy wees naar mij en zei tegen mijn klasgenoten:
‘Fientje bengelt helemaal onderaan, ze is een zogenaamde onaanraakbare
Het pedante wicht heeft een eetstoornis en eczeem.’
‘En schizofrene demonen en paranoïde paniekaanvallen!!’
Schreeuwde ik
Een Turks kindje grinnikte en kreeg een klap
Ik moest de klas verlaten
En op de speelplaats werd ik voor de derde keer
Gebeten door Rebekka wier haren roken
Naar verfomfaaide egeltjes, misselijkmakende stoofpotjes
En doffe klarinetten
Maar ook naar dode mensen
Omdat Rebekka zo graag in de voetsporen wilde
Treden van haar aanbeden broer.