Gepubliceerd op: donderdag 16 maart 2023

Leerlingen zien ‘Ik ben alles’ in villanellen

 

‘Ik ben alles’ is natuurlijk een heerlijk thema in deze maatschappij waar het individu hoog op zijn troon zit. Tegelijkertijd is dit thema ironisch te benaderen, want schreeuwt de samenleving, die van individualiteit uit elkaar dreigt te vallen, juist niet om verbinding tussen mensen? De Wereldbibliotheek heeft verschillende dichters gevraagd om naar aanleiding van dit toch wel wat provocerende thema een zogenaamde ‘villanelle’ (een landelijk, of ‘boerenlied’) te schrijven, een vrij strakke dichtvorm die in de zestiende eeuw in Frankrijk (of volgens sommige bronnen Italië`) is ontwikkeld. Meteen roept dit de vraag op of die eigenwijze dichters van tegenwoordig zich wel in zo’n keurslijf willen laten vastsnoeren. De bundel laat zien dat dit geen enkel probleem is, aangezien de dichters uitstekend in staat bleken hun eigen(gereid)heid in de villanelle te behouden. Ik heb de bundel mee naar school genomen, naar twee vierde klassen die toevallig net al een paar weken intensief met poëzie bezig waren. Ook in het onderwijs is ‘maatwerk’ geboden om de individuele leerling zoveel mogelijk tot bloei te laten komen: leerlingen mogen hun eigen gedichten kiezen en zelfs een beetje hun eigen methode om de gedichten te benaderen. Wat vinden zij van de villanelle?

Ik had wat villanellen voor hen afgedrukt en vertelde dat ik zelf nog nooit eerder van deze dichtvorm had gehoord en dat ik het wel leuk vond om samen te gaan puzzelen: wat zijn eigenlijk de kenmerken van een villanelle? Uit de acht die ik voor hen had afgedrukt konden we ongetwijfeld de regels waaraan deze dichtvorm moest voldoen, lospeuteren. Het leek me goed om er even een voor te lezen, zodat de stemming er goed in zou komen. Ik las die van Pieter de Bruijn Kops, die begon met:

Ik ben het schoonste bergkristal
al wat bestaat, komt in mij samen
ik ben het poepgat van een kwal

Er klonk een samenspel van ontzetting, verbazing en de slappe lach vanuit de klas. Na vijf minuten kwamen we samen tot een wiskundige formule voor deze dichtvorm: vijf strofen van drie regels, één van vier, met het volgende rijmschema:

a1 b a2 – a b a1 – a b a2 – a b a1 – a b a2 – a b a1 a2

Deze formule vonden we allemaal een stuk duidelijker dan die de uitgever, in de inleiding van de bundel, uit Wikipedia citeert. Die begon met abB – abA, enz. Dat kon er bij de leerlingen niet in: hoe kun je nu de letter B toekennen, ook al is dat dan de hoofdletter B, aan een klank die niet rijmt op de kleine letter b. Ik was het met hen eens.

Leerlingen constateerden dat sommige dichters uit de bundel de vorm niet helemaal begrepen hadden, zoals Kreek Daey Ouwens in ‘Ik ben een ei’. Ik sprak mijn vermoeden uit dat deze auteur de grenzen van de villanelle had verkend, door de A2 niet steeds letterlijk te herhalen, maar daarin te variëren in ‘Een baby’, ‘Een groet’, ‘Een zegening’. Alleen de slotregel ‘Dat nergens wacht’ was wel erg afwijkend. Er waren overigens veel meer auteurs die de grenzen hadden opgezocht, zoals B. Zwaal die met de vreemde regels ‘ave gave ave’ en ‘ave gave gate’ vooral een klanksensatie teweegbrengt en op de achterkant zelfs op de bladspiegel in een soort trappetje de villanelle afdaalt:

fragment villanelle Zwaal - klein

Ik liet mijn persoonlijke favoriet zien, van Marc Tritsmans, die in ‘Alles of niets’ met een prachtig enjambement steeds die vaste regel van A2 overschrijdt:

Eerder dan te denken ik ben alles denk ik: ik ben niets
dan een plek waar de wereld door kieren naar binnen valt.
Tussen de splinters en de losse eindjes vind je zelden iets

van betekenis. Geen herkenbare melodie of heldere beats
Nergens wegwijzers, geen teken als plots de weg versmalt.
Eerder dan te denken ik ben alles denk ik: ik ben niets

Verderop in het gedicht is het dan ‘iets van waarde’, of ‘niets dan een vluchtige schaduw’, of ‘iets nog even zalig warm.’ Ik ben dol op enjambementen, maar dat wisten de leerlingen al.

Na afloop vroeg ik de leerlingen wat zij dan eigenlijk zelf van de villanelle als dichtvorm vonden. Bij zo’n open vraag kon ik ook niets anders verwachten dan een schaapachtig, wat ongemakkelijk zwijgen. Ik probeerde wat te porren en los te peuteren. Een paar leerlingen gaven schoorvoetend hun mening en vatten daarmee precies een ‘alles’ en ‘niets’ samen. De een zei: ‘Het is een erg overzichtelijk en gestructureerde dichtvorm, maar of je dat nu nodig hebt bij het schrijven van een mooi gedicht?’ De ander zei: ‘Het heeft een erg duidelijke vorm waar je je aan moet houden, dat vind ik eigenlijk wel fijn en mooi.’

Mijn docentenhart maakte een vreugdesprongetje: niet ‘ik’, maar de leerlingen zijn ‘alles’. Ze zijn zo verschillend en daarom bestaat er ook geen ideale onderwijsvorm. De een verlangt naar de structuur van een villanelle, de ander vooral naar het ontsnappen daaruit. En dan zijn er nog allerlei ondeugende, of juist gehoorzame, niet-begrijpende, niet-zo’n-zin-hebbende varianten daartussen, waarmee de samenleving toch aardig weerspiegeld is.

Er was er één die de uitdaging aandurfde: schrijf zelf een villanelle. En dat was Thiemen Dekker, de grootste lezer tussen de leerlingen uit mijn hele onderwijsgeschiedenis. Hij heeft een brede belangstelling, vooral ook voor het vak geschiedenis. Met zijn hoofd vol geschiedenis schreef hij de volgende villanelle:

villanelle Thiemen Dekker

En zo kun je zelfs een voor jezelf nog onbekende, zestiende-eeuwse dichtvorm meenemen in het klaslokaal, want samen onderzoeken, af en toe onze afkeer delen, maar ook ons enthousiasme en alles wat daartussenin zit, blijft interessant en een aangename besteding van de dag.

 

ik ben alles

 

Dichters van overal
Ik ben alles
Villanellen over het thema van de Boekenweek 2023
Uitgeverij Wereldbibliotheek
ISBN 9789028453012

Over de auteur

Dietske Geerlings

- schrijft behalve poëzie, verhalen en romans ook essays over het werk van andere auteurs. Daarnaast is zij docent Nederlands op een middelbare school in Zutphen.