Gepubliceerd op: zondag 5 maart 2023

Delphine Lecompte – Vandaag is zelfs bloedvergiftiging hilarisch

 

Ik dwaal samen met de analfabetische jongenshoer rond
In een surrealistisch winkelcentrum, ik zing een tintelend twinkelend Frans liedje
Over een pen lenen van een pierrotfiguur bij maneschijn
De tekst is simpel en ik wil alweer zelfmoord plegen
Het moet niet op een romantische plek gebeuren
Een duikboot is goed genoeg, in een duikboot ja
Of op het parkeerterrein van een naargeestige struisvogelkwekerij
Of tussen twee matrassen, zo heeft Dove Eenhoorn het gedaan
Hij lag tussen twee matrassen om het geluid te dempen, pang boef gorgel plof.

Zijn tante vond hem, een kreng, die taaie nare bazige tante van hem
Altijd maar vitten en kijven en mopperen
En lelijke pastelgroene truien met pailletten dragen
De tante van Dove Eenhoorn zei eens tegen mij:
‘Vandaag is zelfs bloedvergiftiging hilarisch!’
Het was op pinkstermaandag 2018, om 9u ’s ochtends
Ze had gedronken, de ganse familie had gedronken
En ik ook, Dove Eenhoorn was er slecht aan toe
Zijn voeten waren opgezwollen, twee zuurdesembroden
Ik was de enige die de betekenis van Pinksteren kende, iets om trots op te zijn.

Maar ik was niet trots
Ik was een wrak
Een katholiek alcoholistisch wrak met een etterende geest,
Met een borrelende pancreas en met uitgemergelde schaamlippen
Mijn irrationele ongerichte woedevlagen baarden mijn schimmige schuldbemiddelaarster
En kribbige dermatoloog zorgen
De oude kruisboogschutter noemde mij Repelsteeltje
Omdat Repelsteeltje de enige nijdige sprookjesfiguur was
Waarmee hij op de proppen kon komen in 2018.

De analfabetische jongenshoer zegt: ‘Ik vraag me af
Of de tante van wijlen Dove Eenhoorn nog leeft.’
Ik zeg: ‘Ze is onlangs domweg aangereden in Oslo
Door een bestuurder die op zijn iPhone incontinentiemateriaal
Aan het bestellen was voor zijn schoonmoeder, moraal van het verhaal:
Vermijd Oslo en blijf uit de buurt van incontinentiemateriaal
Ze was op slag dood, ze verdiende het om traag te stikken in de geblokkeerde lift
Van een zuivelmuseum, maar eerst verdiende ze het om een rammeling te krijgen
Van een fascistische dwerg met een fietsketting.’

In een pyjamawinkel word ik uitgekafferd door een incestueuze imker:
‘Het moet maar eens gedaan zijn met je smakeloze overdadige gedichten
Die te veel toeters en bellen en necrofiele tegelleggers bevatten!
Iemand moet je durven zeggen dat je de laatste tijd
Uitsluitend zielige schandalige rotzooi produceert!
Ik durf, ik durfde, ik heb gedurfd.’
Ik vermoord de incestueuze imker met een borstel om klitten uit de vacht
Van een Afghaanse windhond te verwijderen
De analfabetische jongenshoer zegt: ‘Knap gedaan!’
Ik zeg: ‘Ik denk constant aan mijn genitaliën in compromitterende situaties
De meest compromitterende situatie is een knullige Litouwse pornofilm
In een scoutsbarak, ik ben de enige acteur die geen knaagdier is.’

We verlaten het winkelcentrum
De analfabetische jongenshoer maakt op cholerieke wijze
Een marsepeinen bietenboer met een klompvoet soldaat
Dan scheiden onze wegen: de analfabetische jongenshoer heeft een afspraak
Met een gotische kandelaar en een vereenzaamde taxidermist
En ik kan vast ook iets verzinnen om de tijd te verspillen
Nee, ik wil geen zelfmoord meer plegen
Er ligt een wortel in de goot, alsof er een sneeuwman is gesmolten
En het enige wat overblijft is zijn neus, maar het is lente.

Het is eindelijk lente, grimmige wispelturige spilzieke lente
Ik werd eens verkracht in de lente
Ik werd ook eens verkracht in de zomer
En maar al te vaak in de herfst
Maar nooit in de winter, tenzij januari en februari bij de winter horen
Ik mis Dove Eenhoorn, hij vertelde lange gesmaakte grappen
Over sadistische zadelmakers die vriendschap probeerden te sluiten met hondendrollen
En over zelfmoord plegen met een pistool tussen twee matrassen
Op pinkstermaandag en gevonden worden door zijn taaie nare bazige tante.

Dove Eenhoorn en ik, we hadden een drankprobleem
Eerst was het geestig
Het was meer dan negenhonderd dagen geestig
Dove Eenhoorn hield van naaktslakken en van de stad Reims wanneer hij dronken was
Maar hij was er nooit geweest, in Reims
Toch hield hij van Reims, hij dacht dat Reims in Letland lag
En dat krokodillen en koorddansers er werden vereerd, elke dag
Het verschil tussen Dove Eenhoorn en mij is dat ik Reims op mijn duimpje ken
En dat ik nog leef en dus nog steeds lange gesmaakte grappen kan vertellen
Over kannibalistische korfbalspelers die domweg uitglijden over teckelkadavers
En over zelfmoord plegen in een duikboot met terpentijn en onderdelen van bromtollen.

De avond valt en niemand is geïnteresseerd
In mijn visie
Ik heb geen visie
Waarop zou ik een visie moeten hebben?
Op het absurdisme misschien?
Wiens absurdisme?
Wier absurdisme?
Iedereen is bloedserieus en ik vind het verschrikkelijk, ik vind het afval,
Kitsch en zeewier.
Ik heb efficiënte ogen en slijkachtige hersenen
Die signalen geven aan mijn efficiënte ogen: ‘Kleur de kikker groen,
Kleur de wortel oranje, kleur de duif grijs, kleur de cake gemarmerd, enzovoort…’

Ik betreed de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Ik trek kordaat zijn broek naar beneden
Ik zie het scrotum van de voormalige vrachtwagenchauffeur en mijn hersenen slaan tilt:
‘Kleur het scrotum purper, kleur het scrotum lila,
Kleur het scrotum rood,
Kleur het scrotum kloppend, kleur het scrotum geurig, kleur het scrotum aderrijk
Dat zijn toch geen kleuren?!
Hou je mond, fnuikende criticaster!
Kleur het scrotum smeuïg, kleur het scrotum opbollend,
Kleur het scrotum gemarmerd, kleur het scrotum grijs,
Kleur het scrotum groen als een kikker en oranje als de neus van een sneeuwman.’

Nu lig ik naast de voormalige vrachtwagenchauffeur
In zijn heidense zweterige bed
Mijn strijdlust is weg en mijn branie staat op een laag pitje, laag pitje,
Laag pitje, laag pitje, laag pitje (griezelige echo in de kamer)
Ik wil mijn ouders en de winter en een lukrake kangoeroe onthoofden
Maar dat mag natuurlijk niet.

De kangoeroe heeft mij niets misdaan
Ik zag hem voor het eerst toen ik vijf was
Hij stond met lood in zijn schoenen in de boksring
Op de kermis van Veurne, na de boeteprocessie
Mijn vader was zijn eerste tegenstander en ik hoopte
Op een klinkende overwinning voor het buideldier
Maar de kangoeroe was futloos.

Over de auteur

Delphine Lecompte