Een Graf van Honing
Dagboekbladen 1997 – 2008 is de ondertitel van de bundel Een Graf van Honing van de schrijver Wolfram Swets.
Zijn dagboek heeft een motto van Nietzsche (waar je veel van kunt vinden) en 558 korte regels, die van elkaar gescheiden zijn door witregels – hegjes, schuttingen. Het totaal herinnert me aan De Geschiedenis van het Potlood van Peter Handke.
Mijn eerste indruk noemt het een polyfonie van invallen, ervaringen, observaties, die uit hun schaduw zijn gehaald met (heel vaak, dus niet altijd) scherpe taal. Ook: de lezer moet het doen met elke regel is een verklaring zonder een verdere verklaring. De dagboekbladen maken de lezer een aanwezige in zijn boek.
Wat mij boeit aan Een Graf van Honing is de handeling van het schrijven zelf (de taal zelf). Het lef van de schrijver om zonder enige bekommernis over de orde te schrijven; zonder uitwijdingen, zonder
een duidelijke ontwikkeling tussen 1997 en 2008. Een Graf van Honing manifesteert zich nadrukkelijk als een exempel van de schrijvende handeling. De regels zijn zo autonoom als een gedicht autonoom moet zijn. Ze bestaan en leiden hun eigen leven. Ze wonen in het interieur van Wolfram Swets. Het zijn stevige artefacten die hun positie in het bestaan kennen. Swets brengt ze in kaart. Zijn krachtige taal is rauwer dan het gepolijste van Handke, én (niet onbelangrijk) blijft weg uit de
valkuil van sentimentaliteiten.
De bundel is een condensaat van elf jaar verzamelen, oogsten, plukken, rapen, bekijken, lezen, inzien, spellen, begrijpen, interpreteren, opmaken, opvatten, schiften, selecteren, uitzoeken. De volheid ervan
laat zich niet samenvatten in een kernachtige alinea.
Uiteindelijk zit ik op de rug van twee paarden.
2
Een Graf van Honing is een gedicht met de titel (371e regel): “De inhoudsopgave van een dichtbundel zelf een gedicht.” Dit gedicht jaagt geen nadrukkelijk doel na. Het is een spiegel waarin de schrijver elke weerkaatsing in zichzelf en om hem heen heeft bewaard. Beheersbaar gehouden in enkelvoudige regels. Direct én open. Op zijn hoede voor het gevaar dat aan poëzie kleeft. Hij (de schrijver, de poëzie zelf) kan verliefd worden op zijn eigen beelden en emoties.
Vrijwel elke regel is een container van mogelijkheden vermomd als feiten die ten dienste staan aan een groter geheel. Dit groter geheel is een landschap dat wordt bereisd met taalkundige motoren met het
taalinstinct op max. Het is onwaarschijnlijk dat Swets hieraan begon met de opdracht ‘schrijf wat nieuw is’, en met het idee dat dit gedicht beter moest zijn dan poëzie (om Kenneth Koch eens te parafraseren).
3
Een Graf van Honing is niet één gedicht. Het tweede paard volgt het spoor van 558 regels die zweven, zwerven, bewegen als lijnen en druppels met afwisselend donkere en lichte kleuren. Zijn werkwijze vergelijk ik graag met dit titelloos schilderij van Cy Twombly, over wie Octavio Paz schreef: “hij laat woorden met het geschilderde beeld samenwerken”.
Een Graf van Honing is geen groots en meeslepend constructiespel. De 558 regels zijn geen soldaten die passen in het corset van dat ene gedicht. Elk heeft zijn uniciteit en kan zeker voor zichzelf opkomen.Vele (niet alle) zijn in potentie micro-gedichten met een volta, een pointe, een onverdunde kwintessens. Okay. Waarom dan nog zo krampachtig veertien regels schrijven als het ook kan in één of twee? Waarom lange gedichten novellen romans schrijven over wachten en verlangen als het ook zonder woorden kan (zoals Swets toonde met Penelope).
Swerts ontkracht met Een graf van Honing de noodzaak voor veelschrijverij. Hij laat mij in elk micro-gedicht lezen dat wat het geval is zich toont.
Ik houd het meest van het tweede paard.
Een Graf van Honing
Wolfram Swets
Uitgeverij Gaia Chapbooks
ISBN 9781470976750
Gratis digitaal te downloaden of via printing-on-demand te verkrijgen via https://gaiachapbooks.com/2022/12/05/22/