Gepubliceerd op: donderdag 16 februari 2023

Delphine Lecompte – Weglopen met Dikke Peter

 

Dikke Peter was het eerste struise kind van De Panne. Niet dik, maar zwaarder dan de andere kinderen en dus begon turnleraar Johan hem op een bepaald moment Dikke Peter te noemen en het adjectief bleef aan hem kleven. Dikke Peter was tevens het eerste kind van De Panne dat het woord ‘fuck’ gebruikte. Dat vond ik zeer indrukwekkend en het was de voornaamste reden om bevriend met hem te willen zijn. Zelf gebruikte ik het woord ‘fuck’ slechts spaarzaam, en uitsluitend in combinatie met ‘you’. Het waren vooral mijn moeder en de visboer van het Sloepenplein die slachtoffers werden van mijn nijdige speekselrijke ‘Fuck you!’. Mijn moeder werd het slachtoffer omdat ze dromerig en vals en sentimenteel en theatraal was en omdat ze het gezelschap van een stokoude sombere mompelende hypochondrische Proustvertaler verkoos boven mijn slimme charmante originele sprankelende nabijheid. En de visboer? Ik weet het niet, zijn tronie beviel me niet. Bovendien aanbad ik baarzen en haaien.
Maar Dikke Peter gebruikte ‘fuck’ constant en zonder toevoegingen: wanneer hij nieste, wanneer hij struikelde, wanneer zijn trui vast kwam te zitten in prikkeldraad, wanneer hij werd betrapt op het stelen van stroopwafels in de kruidenierswinkel van Josephine, wanneer hij werd aangevallen door de antipathieke onvoorspelbare slechtgeluimde chowchow van de vereenzaamde taxidermist, wanneer zijn favoriete tekenfilmcoyote dynamiet liet ontploffen onder een trein, wanneer zijn vader weer eens op zakenreis vertrok, wanneer zijn zielige lethargische amfibische moeder flauwviel, enzovoort…

Dikke Peter en ik waren de paria’s van De Panne. Dikke Peter voornamelijk vanwege zijn overtollige kilo’s, maar ook omdat zijn moeder ongeneeslijk ziek was en omdat zijn vader vaak op zakenreis ging. Er was iets mis met die zakenreizen. Wanneer de volwassenen over de zakenreizen van de vader van Dikke Peter spraken (en dat deden ze vaak), dan klonken ze gemeen en samenzweerderig. Spotternij en leedvermaak. Dikke Peter en ik gingen vaak samen naar de videotheek in de Kasteelstraat (de enige videotheek van De Panne) en op een dag zagen we een film die ‘Toen papa op zakenreis was’ heette. We leenden de film om meer te weten te komen over het geheime leven van de vader van Dikke Peter, maar de film was te chaotisch en te ingewikkeld naar onze zin. Na dertig minuten zetten we de film stop en we keken voor de 99ste keer naar ‘Lady en de Vagebond’. Een meesterwerk: poëtisch, eenvoudig, warm, barmhartig en weldadig. Dikke Peter en ik deden eens de beroemde spaghettiscène na in de schoolkantine en toen kregen we straf van zuster Simone. Omdat ze vol gefrustreerde seksuele gevoelens en opgekropte driften zat kon ze onze onschuldige wellustige vrolijke bandeloze intimiteit niet verdragen en we moesten een middag in de hoek staan. In verschillende hoeken. Ik kreeg zogeheten vernederende ezelsoren op mijn hoofd gedrukt, maar Dikke Peter mocht in de hoek staan zonder ezelsoren.

Op een dag besloten we weg te lopen, Dikke Peter en ik. Het was mijn idee. We zouden naar Joegoslavië gaan, omdat Joegoslavië een baldadig en kindvriendelijk land was. De kuisvrouw van mijn grootouders was geboren in Joegoslavië en zij was de enige volwassene die op een normale respectvolle manier met me communiceerde. Ze sloeg me nooit en ze pakte nooit snoepgoed van me af. Bovendien was ik verzot op de woeste dramatische donkere melancholische Joegoslavische liedjes die ze zong wanneer ze het zilveren visbestek van mijn kille frigide grootmoeder opblonk. Ik vroeg tips aan de kuisvrouw over hoe te overleven in Joegoslavië: waar gratis te slapen en enkele basiszinnen om aan eten en werk op een boerderij te geraken. Ze vroeg: ‘Waarom wil je dat weten?’ Ik bekende dat ik van plan was om te vluchten naar Joegoslavië, samen met Dikke Peter. De kuisvrouw verraadde mij en Dikke Peter en ik moesten onze plannen tijdelijk opbergen.
Drie weken later was iedereen ons wegloopplan allang vergeten en dus stonden we op een ochtend in oktober op de autostrade van Calais met een stevig kartonnen bord waarop met blauwe plakkaatverf ‘Joegoslavië’ stond geschreven. Dikke Peter zei: ‘Fuck, het is koud.’ Ik zei: ‘Wees blij dat je een vetlaag hebt. Ik ben graatmager en de koude is dus voor mij veel erger.’
‘Trut.’
‘Klootzak.’
Een lelijke okerkleurige jeep stopte en de passagiersruit ging naar beneden: de chauffeur was een mismaakte fazantenjager die soms de orgiën bijwoonde die mijn grootvader organiseerde. Een aardige passieve man die me altijd dezelfde pluchen Sint Bernardshond geschenk gaf net voor het ranzige intrigerende feest zou losbarsten en ik verbannen werd naar mijn slaapkamer. Ik had twaalf pluchen Sint Bernardshonden, maar de fazantenjager had deelgenomen aan vijftien orgiën want ik had drie pluchen honden weggegeven aan respectievelijk mijn geile nichtje Alexandra van Veurne, aan Isabelle de ernstige kleinzerige irritante vlijtige apothekersdochter en aan mijn veertigjarige vriendin de globetrottende nymfomaan en mondaine oogverblindende kettingroker Paula. De passagier was een kokette blonde studente Afrikanistiek die ook een lifter bleek, maar ze wilde slechts in Dijon geraken. Dikke Peter en ik installeerden ons op de achterbank. Ik vroeg aan de mismaakte fazantenjager wat zijn bestemming was. Hij grinnikte. Het was nochtans een serieuze vraag. Hij zei mysterieus en dreigend: ‘Ik heb geen bestemming, ik heb de religie van het sadisme.’ De studente Afrikanistiek zei streng: ‘Je maakt de kinderen bang.’ Ik zei: ‘Ik ben niet bang. Sadisme is maar een woord en woorden kunnen me niet verwonden.’ ‘Dat is verkeerd gedacht,’ zei de studente geërgerd en pedant. Dikke Peter haalde een stripverhaal van Lucky Luke uit zijn boekentas en we begonnen samen te lezen. Billy The Kid kwam voor in het stripverhaal, maar hij werd geportretteerd als een zielig deerniswekkend infantiel lafhartig klagerig verwend ettertje en op het eind kreeg hij billenkoek van Lucky Luke. Ik vond het afschuwelijk dat de reputatie van Billy The Kid zo door het slijk werd gehaald en ik gooide het stripverhaal uit het raam. De studente Afrikanistiek zei tegen mij: ‘Je bent een driftig ding, ik heb medelijden met je ouders.’ ‘Dat is niet nodig, ze hebben geen last van mij aangezien ik word opgevoed door mijn briljante sardonische onorthodoxe gewelddadige grootouders die mij op handen dragen.’

In de buurt van Dijon stapte de studente Afrikanistiek uit de jeep en ze vroeg aan de mismaakte fazantenjager: ‘Mag ik je opbellen wanneer ik nog eens in de buurt ben?’ De fazantenjager antwoordde lusteloos: ‘Oké, maar doe iets aan je gebit.’ Er was nochtans niets mis met het gebit van de blonde betweterige studente Afrikanistiek. Ik riep haar na: ‘Ik hoop dat je wordt verkracht en vermoord door 24 naargeestige struisvogelkwekers en tweeduizend kannibalistische luchtballonvaarders!’ Dikke Peter zei: ‘Fuck, Fientje, fuck! Waarom zeg jij zulke wrede dingen?!’ Ik haalde korzelig mijn schouders op en trok schuldbewust velletjes van mijn duim.
Plots verliet de jeep de autostrade en de mismaakte fazantenjager maakte rechtsomkeert. De klootzak keerde terug naar België, terug naar De Panne. Om punten te scoren bij mijn grootvader, in de hoop dat hij meer orgiën zou mogen bijwonen. Dikke Peter had het ook door en hij zei: ‘Fuck, we worden in het ootje genomen, fuck!’

Ik kreeg belachelijk veel slaag van mijn grootvader en ik mocht geen contact meer hebben met Dikke Peter. Maar de volgende dag sneeuwde het en we speelden in de duinen met een jutezak die als slede fungeerde. Het had nog nooit zo vroeg gesneeuwd in De Panne, de dorpskrant wijdde er zelfs een artikel aan. Dikke Peter zei gelaten: ‘Sneeuw, fuck, het is zo mooi. Maar in Joegoslavië is het mooier en daar blijft het veel langer liggen, fuck.’
De vader van Dikke Peter ging een tijdje later voor de zoveelste keer op zakenreis. Naar Finland zogezegd. Hij keerde niet terug. Hij verdween voorgoed. Dikke Peter werd mager, maar hij bleef Dikke Peter heten.
Ik bleef dromen van Joegoslavië, tot het een bloederige rotzooi werd in de jaren negentig. Verder bleef ik het schandalig vinden dat de striptekenaar Morris Billy The Kid belachelijk had gemaakt en toen hij de sigaret van Lucky Luke verving door een halm of een strootje had hij het helemaal verkorven bij mij.
De mismaakte fazantenjager mocht inderdaad meer orgiën bijwonen. Hij was als een kind zo blij, maar hij gaf me geen pluchen Sint Bernardshonden meer. Van de blonde studente Afrikanistiek werd nooit meer iets vernomen. Hopelijk liet ze haar tanden onder handen nemen en werd ze niet verkracht en vermoord door 24 naargeestige struisvogelkwekers en tweeduizend kannibalistische luchtballonvaarders.
Fuck.

Over de auteur

Delphine Lecompte