Gepubliceerd op: zondag 19 februari 2023

Delphine Lecompte – Koop geen sangria in een benzinestation

 

Ik zit op het dak van een zuivelmuseum
Dat niet wordt beschouwd als een interessante toeristische trekpleister
Mijn gezelschap is Dove Eenhoorn
Hij is geestig, ik leerde hem daarnet kennen
In een winkel waar mensen met teveel geld servetringen
En knalblauwe decoratieve parkkonijnen kopen
Ik zei: ‘Je ziet er niet uit als een man die kan doen alsof servetringen
En knalblauwe decoratieve parkkonijnen belang hebben.’
Hij grinnikte en zei: ‘De winkel is van mijn jongste zus, ze haat mij
Omdat alle wafelijzers en relaties in mijn omgeving kapotgaan.

Het is mijn schuld, ik laat wafelijzers vallen en ik scheld mensen
De huid vol wanneer ik dronken ben, ik ben constant dronken
En jij?’
Ik zei: ‘Mijn jongste zus haat mij om dezelfde redenen
Maar ze heeft geen winkel, ze studeert nog
Ze graaft munten, kammen en speelgoed op
Azteekse munten, barbaarse kammen en Peruviaans speelgoed
Mijn moeder heeft drie dochters en de jongste is de enige
Met wie ze kan uitpakken, de wenkbrauwen van mijn jongste zus zijn…’
Ik kon mijn zin niet afmaken, want de jongste zus van Dove Eenhoorn
Verloor haar geduld en ze joeg ons haar winkel uit met een simpele haardpook
Het was niet de eerste keer dat ze dreigend zwaaide met die haardpook
Het was ernstig en angstaanjagend
We renden de winkel uit en nu zitten we hier, veilig en ontredderd.

Dove Eenhoorn zegt: ‘Koop geen sangria in een benzinestation
En eet geen octopus als je diezelfde dag nog van plan bent
Om een liter wodka achterover te kappen
Het is huiveringwekkend om dronken wakker te worden
En met je blote voeten in een plas braaksel vol tentakels te trappen.’
Ik lach en vat samen: ‘Geen sangria in een benzinestation
En geen tentakels in je braaksel.’
Ik besef meteen dat het een zeer onbevredigende samenvatting is
Dove Eenhoorn zucht en maakt met tegenzin een chocoladen moeraswallaby soldaat.

Hij is niet doof, mijn nieuwe vriend
Hij is een ontslagen kraanmachinist
Die twintig jaar geleden van zijn vriendenkring in Ruiselede
De bijnaam Dove Eenhoorn heeft gekregen
Waarom?
Dat is hij vergeten
Ik vraag aan Dove Eenhoorn: ‘Hou je van mijn gedichten?’
‘Nee.’
‘Dan is het goed.’

De maan lijkt op de maan die me zo weemoedig maakte
Toen ik zes was
De sikkel verscheen toen het nog niet donker was
Ik vroeg aan mijn grootvader: ‘Hoe oud was jij
Toen je de maan begon te haten?’
Hij antwoordde: ‘Jonger dan jij. Veel jonger
Mooier dan jij. Een beetje mooier, meester Hannibal
Noemde me Schildpadje Nummer Vijf en soms kneep hij
Zachtjes in mijn magnifieke teelballen.’
We zaten in de auto te wachten op mijn grootmoeder
Die in een sobere lamlendige bakkerij mattentaarten aan het kopen was.

Het wachten duurde lang en mijn grootvader stapte uit de wagen
Om een Kroatische bobijnster te wijzen op haar losse veters
Hij knielde en strikte de veters voor haar
Dat was alles
Ik was jaloers en maakte mijn veters los
Maar niemand had het in de gaten en ze bleven los, de ganse avond
En toen was het bedtijd
Mijn grootmoeder trok mijn schoenen uit en zei streng:
‘Je moet er niet trots op zijn
Dat je nog steeds je veters niet kan strikken, je onbeholpenheid
Is niet charmant, hou ermee op.’
Maar ik kon er niet mee ophouden, het zat diep in mij geworteld.

Dove Eenhoorn zegt: ‘In Oslo was ik ooggetuige
Van een moord, het was Pinksteren
En het moordwapen was een blaasinstrument.’
‘Een tuba?’
‘Nee, een trombone.’
De analfabetische jongenshoer komt bij ons zitten
Hij draagt de verkeerde kleren
Hij vertelt een ingewikkeld verhaal
Over een louche televisiepriester die op de radar terechtkwam
Van een boosaardige touwslager met een profetische teckel
De boosaardige touwslager kookte elke dinsdagavond
Een kreeft voor de televisiepriester, hij wilde de televisiepriester vetmesten
En oppeuzelen, maar ze deelden de kreeft als dadaïstische broeders
En de touwslager besefte dat hij gehecht was aan de televisiepriester
Het was niet wederzijds en de televisiepriester brak het hart van de touwslager.

Ik onderbreek de analfabetische jongenshoer: ‘Wanneer maak jij
Je intrede in het verhaal, in hemelsnaam?’
De analfabetische jongenshoer zegt gedwee: ‘Ik woonde in
De kelder van de touwslager, het was 1998
En het enige wat ik kreeg om te eten waren beschuiten,
Kappertjes en marsepeinen armadillo’s
Maar nadat het hart van de touwslager was gebroken
Moest ik naar boven komen en rijst en pompelmoezen en Griekse yoghurt eten
Ik was eerlijk gezegd liever in de kelder gebleven
In de kelder kreeg ik tenminste beschuiten, kappertjes
En marsepeinen armadillo’s.’

Dove Eenhoorn staat recht en loopt naar de rand van het dak
Hij zegt: ‘Als ik spring dan is de wereld
Een ontslagen kraanmachinist armer, dat wil ik de wereld niet aandoen.’
De analfabetische jongenshoer trekt de verkeerde kleren uit
En gooit ze naar beneden
Dove Eenhoorn springt de kleren achterna
Hij landt op een lelijke mosterdkleurige jeep en sterft
De verkeerde kleren van de analfabetische jongenshoer liggen naast de jeep
Aan de kant van de passagier
Ik zeg droog en bloedeloos: ‘De wereld is een ontslagen kraanmachinist armer
Het is een ramp, maar het is niet verschrikkelijk.’
‘Nee, het is niet verschrikkelijk,’ beaamt de analfabetische jongenshoer.

Ik had een vriend, hij leek op mij
Zijn jongste zus verwierp zijn belabberde levensstijl
Ze maakte hem verwijten: ‘Je drinkt teveel
En wanneer je drinkt ben je bitsig en venijnig
Dan doe je me denken aan een hyenaverzorgster
Met wie ik ooit bevriend was, ze had een haakneus
En beenzweren, maar toch was ze aantrekkelijk
Ik weet niet waarom je mij doet denken
Aan die hyenaverzorgster met wie ik kortstondig bevriend was
Het heeft geen belang.

Wat wel belang heeft is dit: je bent een afschuwelijk onwaardig corrupt bandeloos schepsel
Je laat om de haverklap wafelijzers vallen en dan lach je maniakaal
Als een hitsige exuberante scheepshersteller, het is bijzonder ergerlijk
Die vrolijke maniakale onverdiende zorgeloze egocentrische branie van jou
Mijn vader die ook jouw vader is heeft geen goed woord voor je over
Er liggen onverteerde weekdieren in je plassen braaksel, ontken het maar niet!
Mijn moeder die ook jouw moeder is heeft smetvrees ontwikkeld door jou
Haar bezorgdheid om jou uit zich in het obsessieve opblinken
Van steeds dezelfde bronzen kroeskoppelikaan, ze is bijna krankzinnig
Ze zal terechtkomen in een sinister verbiedend gekkenhuis
En ik zal het verantwoordelijke kind zijn
Dat haar bezoekt met dure koeken, Perzische dolken en geruststellende lavendelzakjes
Om de geur van het incontinentiemateriaal van de andere patiënten te verdoezelen. ’

De huid van de analfabetische jongenshoer raakt stilaan verbrand
Maar net op tijd verschijnt de volle maan
Het is nacht
Schreeuwerige harteloze gevaarlijke radicale nacht
Bipolaire bietenboeren gaan de hort op
En onscrupuleuze kerkuilen vangen muizen, maar ook espadrilles
Ik huil omdat Dove Eenhoorn niet meer bestaat
Hij gaf me wijze raad: koop geen sangria in een benzinestation
En kots niet nadat je octopus hebt gegeten
Als ik het me goed herinner.

Over de auteur

Delphine Lecompte