Gepubliceerd op: maandag 30 januari 2023

EI 347: Mark Boog – Dichtertje, je woorden zijn maar lucht

 

Dichtertje, je woorden zijn maar lucht –
geen muzenadem, teder ingeblazen,
louter leeg, onzalig, kurkdroog razen.

Een klerkenwerkje, amper godenvrucht,
wat ambtelijk en onwaarachtig dazen.
Dichtertje, je woorden zijn maar lucht.

Je ploetert dagelijks, met stalen tucht.
O, in je jaagt de vos en vluchten hazen!
Niet meer dan leeg, onzalig, ijdel razen.

En alles rijmt: voor wanorde beducht
knoop je een net met veel te kleine mazen.
Ach dichtertje, je woorden zijn maar lucht.

Nergens neemt een vers een hoge vlucht,
slechts glimmend schroot, niets dan holle frasen.
Almaar dat leeg, onzalig, hinkend razen.

Het is als je het goed beschouwt een klucht,
je bent maar een van honderd houten klazen.
O dichtertje, je woorden zijn maar lucht,
niets meer dan leeg, onzalig, gortdroog razen.

 

Een villanelle is een strak keurslijf. Het drijft op twee rijmklanken en twee refreinregels die enkele keren letterlijk (of zoals hier met lichte variaties) worden herhaald. Daardoor kan er eigenlijk niet anders dan een gekunsteld gedicht ontstaan. Dat maakt deze vorm uitermate geschikt om op de poëzie zelf te reflecteren.

En dat doet dit gedicht uitbundig. Het is op zijn minst enkelvoudig ironisch. Het herhalende karakter van de villanelle speelt daarin een versterkende rol. Die vorm dwingt de dichter om de centrale mededeling die in dit gedicht gedaan wordt, namelijk dat gedichten betekenisloos en leeg zijn, zowel in steeds andere woorden als in letterlijke herhaling te zeggen. En zo ontstaat er een gedicht dat inderdaad leeg en inhoudsloos is, maar tegelijk de inhoud ideaal weergeeft.

Dit gedicht speelt dan ook slim met de reputatie van de poëzie bij het grote publiek, waaronder de vermeende verheven status (‘muzenadem’), de gekunsteldheid (‘onwaarachtig’), en de saaie stroperigheid (‘klerkenwerkje’, ‘ambtelijk’, ‘gortdroog’). Daarnaast herkennen we in de vierde strofe een echo van de uitspraak van Robert Frost over “tennis without a net”. Want het is natuurlijk de vraag waarom iemand in deze tijd villanellen zou schrijven. En in het verlengde daarvan waarom gebonden vers. En in het verlengde daarvan weer waarom iemand poëzie zou schrijven.
In de inleiding zegt Mark Boog daarover: “Waarom iemand villanellen zou willen schrijven, is onduidelijk. Dat is op zich al een goede reden om het te doen.” En daar heeft hij groot gelijk in.

Het leidt hier tot een gedicht dat een groot taalplezier tentoonspreidt. Tegelijk laat het de worsteling zien met de strakke vorm. Dat is misschien het sterkste in de tweede refreinregel (v3, v9, v15, v19). De kern daarvan blijft gelijk (‘leeg, onzalig’) maar voor en na die twee woorden verschijnen steeds varianten. Het toont de worsteling van het zoeken naar de juiste woorden, het werk van de dichter (‘Je ploetert dagelijks’). Het toont ook het draaien rond een kern. En daarmee dat er wel degelijk een kern is. Ook al is die ‘leeg’.

 

 

Een mens heeft niets te zeggen
Negen vrolijke villanellen
Mark Boog
Uitgeverij crU
ISBN 9789079993376

Dit is het poëzieweekgeschenk van uitgeverij crU. Op de website staan de deelnemende boekhandels waar het geschenk te verkrijgen is tijdens deze poëzieweek.

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.