Gepubliceerd op: maandag 9 januari 2023

EI 345: Iduna Paalman – Bewijs van bewaring

 

Je hebt een kamer, twee kamers, je vader geeft een cadeau:
één rolschaats, naar de andere kun je fluiten. Met wat overblijft
kom je net de straat uit

je hebt een voorgeschiedenis, je vraagt je af: welke leugens
schragen welke plank en lig ik daarop te slapen?

Je schaft een kluis aan die a) zwaar b) warm c) doorzichtig is
je vraagt je af waarom iedereen zo weldadig in het nu leeft terwijl

alles wat achterbleef, wie strikt het samen wie neemt het
bungelend mee

kun je pas snappen waarom je vader je pestte, telkens zo
pestte als je al zijn passen terugrolt naar het inpakpapier
het geintje de winkel jaloezie de felle veters
de wederopbouw de oorlog zijn moeder

en is het die moeite waard?

 

Wat is een ‘bewijs van bewaring’? Deze constructie is wonderlijk, omdat je zou zeggen dat het bewaarde zelf al bewijst dat het bewaard is gebleven. Toch hoeft het bewijs niet samen te vallen met het bewaarde. Deze woordkeuze kan geassocieerd worden met ‘huis van bewaring’, maar ook het woord ‘bewijs’ heeft gevoelsmatig met de rechtsgang te maken, waarin schuld of juist vrijspraak een rol kunnen spelen.

De eerste regel laat een proces van losmaking zien en tegelijkertijd van verbonden blijven. Eerst heb je een kamer. Het is niet duidelijk welke kamer hier bedoeld wordt. Het kan de kamer zijn in het ouderlijk huis. Na de komma zijn het ineens twee kamers. Je kunt hier meerdere kanten op. Het kan zijn dat je eerst de kamer in het ouderlijk huis hebt, en dan het huis uitgaat, waarbij je in eerste instantie nog niet helemaal los bent en ook nog de kamer thuis hebt. Het kan ook omgekeerd gelezen worden: je hebt een kamer voor jezelf, maar er is er ook nog altijd een kamer in het ouderlijk huis. Een vader die een cadeau geeft, heeft ook twee kanten: je krijgt iets en dat lijkt heel positief, maar een cadeau is niet altijd iets waar je om gevraagd hebt. Bovendien voelt het soms alsof het verplichtingen schept.

In de tweede regel blijkt het cadeau ook helemaal niet zo aardig: wat heb je nu aan één rolschaats? De uitdrukking ‘naar de andere kun je fluiten’ klinkt ook onaangenaam. Er is geen sprake van een misverstand, of ongeluk, maar van opzet. Is het een flauwe grap? De ‘je’ staat daar vooralsnog niet bij stil, maar probeert ‘met wat overblijft’, wellicht die ene rolschaats, maar misschien ook met alle complexe gevoelens waarmee je op dat moment zit, de straat uit te komen, weg van de vader. Op één rolschaats zal dat behoorlijk onhandig gaan.

In die eerste drie regels klinkt al een hele voorgeschiedenis door. Wat zit hierachter? In de vierde regel wordt dat ook benoemd: ‘je hebt een voorgeschiedenis’. Ook deze regel is meerduidig. In dit gedicht kan het de voorgeschiedenis zijn van de eerste drie regels, maar het kan ook zijn dat je die eerste drie regels pas goed begrijpt, als je de voorgeschiedenis, die nog niet gegeven is, kent. Wie is überhaupt de ‘je’? Is dat de lezer, of is dat het lyrisch ik dat een situatie schetst van zichzelf, maar dan in de je-vorm. Je vraagt je immers in deze korte tijd ook als lezer al veel af. Op die manier word je meegetrokken in de situatie waarover het lyrisch ik verslag doet: ‘welke leugens / schragen welke plank en lig ik daarop te slapen?’ De ‘je’ gaat hier over in ‘ik’. De vraag naar de leugens hangt door de dubbele punt samen met het hebben van een voorgeschiedenis. Die voorgeschiedenis is niet altijd eenduidig. Er zijn meerdere mensen bij betrokken, in dit gedicht in elk geval de ik of je, én de vader. Je kunt elkaar of jezelf veel wijsmaken en vervolgens is dat de illusie waar jij je leven verder op bouwt. De ik vraagt zich af of ze op die plank, die door leugens geschraagd wordt, ligt te slapen. Slapen kan ook zijn: zonder dat je je ervan bewust bent dat je op leugens staat of ligt.

In de derde strofe worden er maatregelen getroffen: je schaft een kluis aan: om de leugens, of de voorgeschiedenis in te bewaren. De kluis is ‘zwaar’, ‘warm’ en ‘doorzichtig’. Zwaar is nodig omdat hij nogal wat bergen moet. Warm is wellicht nodig, omdat het hier ook gevoelens betreft en de geschiedenis op deze manier misschien ook nog ‘warme herinneringen’ oproept? Doorzichtig is voor een kluis misschien wat vreemd, maar het is lastig om je voorgeschiedenis en bijbehorende leugens te verbergen. Je blijft er altijd een glimp van opvangen. Terwijl je bezig bent met de kluis, vraag je je af waarom iedereen om je heen zo in het ‘nu’ leeft. Misschien lijkt dat alleen maar zo, omdat je alleen zelf het gewicht van je verleden voelt. Je vraagt je af hoe anderen dat verleden met zich meenemen: samengestrikt, bungelend? Dat bungelen verwijst ook terug naar de rolschaats.

In de vijfde strofe wordt wat meer losgelaten over een voorgeschiedenis. Je weet niet of het de voorgeschiedenis van de ik is, of een willekeurige, denkbeeldige, maar zij lijkt verbonden te zijn met die uit de eerste strofe, omdat het geven van één schaats als cadeau, veel wegheeft van een pesterij. De vraag wordt gesteld of je dit pesten pas kunt begrijpen als je je verdiept in het verleden van de vader. Er worden stappen teruggezet die heel summier weergegeven worden: het inpakpapier verwijst naar het moment dat de schaats wordt ingepakt. Vlak daarvoor voelt de vader misschien de behoefte een geintje uit te halen? Waar komt die behoefte vandaan? Op het moment dat hij de winkel binnenstapte, was hij ook weer het kleine kind dat zelf, bij de wederopbouw nooit van die mooie rolschaatsen heeft gekregen. Hij voelde jaloezie bij het zien van die mooie gekleurde veters? Nog verder terug liggen de oorlog en zijn moeder, die op haar beurt ook weer een geschiedenis bij zich droeg.

De vraag is niet alleen: heb je al die kennis nodig om gedrag in het heden te begrijpen, maar de vraag is ook: wil je de moeite daarvoor nemen? Een alternatief is immers: met die ene schaats proberen weg te komen, de straat uit, zo ver mogelijk weg van de vader. De kluis is echter doorzichtig. Waarschijnlijk zal je daarom altijd ergens iets voelen blijven knagen.

Het bewijs hoeft niet samen te vallen met het bewaarde. Gedrag en ervaringen in het nu kunnen een bewijs zijn van alles wat vaak onuitgesproken en diep weggestopt, bewaard is gebleven in die zware kluis van ons verleden. Misschien zijn wij op deze manier allen wandelende bewijzen van bewaring?

 

 

Bewijs van bewaring
Iduna Paalman
Uitgeverij Querido
ISBN 9789021462608

Over de auteur

Dietske Geerlings

- schrijft behalve poëzie, verhalen en romans ook essays over het werk van andere auteurs. Daarnaast is zij docent Nederlands op een middelbare school in Zutphen.