Gepubliceerd op: maandag 19 december 2022

EI 343: Ester Naomi Perquin – Het bedoelde

 

Er is een woord voor, al kan ik het niet vinden.
Het is een hoog woord, tamelijk hoog tenminste,
ten opzichte van de horizon.

Zoals je je een oud gebouw herinnert, iets wat tegen
de bovenzijde van je geheugen drukt, een
waargenomen piek. Maar het woord zelf is er niet.

Ooit heb ik het gebruikt, zoveel is zeker. In de keuken,
misschien, bij het smelten van de boter, het breken
van eieren boven een pan. Toen de liefde nog sliep.

Het is een zacht woord, ik voel de omtrek ervan;
geen woord om mee te snijden, geen
woord waarmee je smijt.

Meer dan een vermoeden is er niet. Misschien een
kwestie van tijd tot ik het heb teruggevonden.
Dan valt zo’n woord vaak tegen.

Het gezochte woord lijkt altijd groter
dan het woord dat je ten slotte vindt:
er paste, toen het er niet was,
meer en mooier zwijgen in.

 

Perquins nieuwste bundel, Ongevraagd advies, is vernoemd naar een gedicht dat ze in 2017 schreef als Dichter des Vaderlands, bij de toenmalige Tweede Kamerverkiezingen. De bundel kent vier afdelingen die allemaal een ongevraagd advies als titel hebben. Bovenstaand gedicht staat in de afdeling die “Geloof alleen nog woorden” heet, een titel waar al direct het belang van taal uit spreekt.

Ook in ‘Het bedoelde’ staat de taal centraal, en dan met name het woord. In dit gedicht is echter geen ongevraagd advies te vinden, het is eerder een beschouwing op dat wat dichters continu doen, het zoeken naar het juiste woord, het woord dat nog beter verwoordt wat je eigenlijk bedoelde, zoals de titel aangeeft. Die zoektocht werkt Perquin zorgvuldig uit. En ja, ze vermijdt het cliché dat dit woord op het puntje van haar tong zou liggen. Want dat doet het niet, het woord dat ze zoekt, is verder weg.

Het gedicht begint met een nuchtere constatering: ‘Er is een woord voor,’ alleen kan de ik-figuur dat woord niet vinden. Dan volgt er een interessante specificatie, want het blijkt om een ‘hoog’ woord te gaan. Het gaat dus niet om een van die grote woorden die we in de poëzie maar al te vaak tegenkomen, maar om een hoog woord. Wat is een hoog woord? Kunnen woorden hoog zijn, kunnen woorden laag zijn? Heeft hoog hier de betekenis van belangrijk, verheven, misschien zelfs van goddelijk? Het zou kunnen, maar ook de uitdrukking ‘het hoge woord moet eruit’ klinkt erin door. Alleen moet dat woord, voordat het eruit kan, eerst nog wel gevonden worden.

In de tweede strofe volgt een opsomming van drie vergelijkingen, drie beelden die de hoogte van het woord moeten illustreren. Preciezer gezegd, de herinnering aan het zoekgeraakte woord lijkt op de herinnering aan ‘een oud gebouw’, aan ‘iets wat tegen de bovenzijde van je geheugen drukt’ of aan ‘een waargenomen piek.’ Het zijn geen haarscherpe beelden of vergelijkingen, maar de dichter is de eerste om dit toe te geven want aan het eind van de strofe zegt ze: ‘Maar het woord zelf is er niet.’

Strofe drie beschrijft een herinnering. De verteller weet zeker dat ze het woord ooit heeft gebruikt, ‘in de keuken,’ alhoewel het direct hierna geplaatste ‘misschien’ die zekerheid alweer enigszins ondergraaft. Dat ‘misschien’ kan betrekking hebben op de genoemde keuken, maar het kan ook vooruitwijzen naar het moment van ‘het smelten van de boter, het breken/ van eieren boven een pan.’ En dan die prachtige afsluiting: ‘Toen de liefde nog sliep.’
Dat kan slaan op het concrete gegeven van een ontbijt klaarmaken terwijl je geliefde nog boven in bed ligt, maar het kan ook zijn dat het woord waar het allemaal om draait, een woord is dat vooral in een eerdere levensfase van de verteller een rol heeft gespeeld, toen de liefde nog sluimerend was. Ook is er de suggestie dat de liefde wakker is geworden juist dóór het gebruik van dat ene woord.

In de vierde strofe volgt een verdere specificatie van het woord, het is niet alleen hoog, het is ook zacht. En daarmee wordt het tactiele, het zintuiglijke geïntroduceerd. De verteller kan de omtrek van het woord zelfs voelen.

En dan, na de constatering, de vergelijking, de herinnering en het zintuiglijke, volgt in de vijfde strofe het kantelpunt in de vorm van een ontkenning: ‘Meer dan een vermoeden is er niet.’ Alles wat de dichter in het voorgaande zo zorgvuldig heeft opgebouwd, wordt hier onderuitgehaald, gerelativeerd. Er is niet meer dan een vermoeden en ja, de kans is weliswaar reëel dat ze het woord ooit terug zal vinden, maar of dat een goede zaak is valt nog te bezien, want het woord zou best eens tegen kunnen vallen. Het klinkt alsof de dichter vaker met dit bijltje heeft gehakt.

In de rake slotstrofe spreekt Perquin alsnog van ‘groter’. Na ‘hoog’ en ‘zacht’ blijkt het toch ook om een groot woord te gaan. Dat wil zeggen, zolang ze zoekende is denkt ze naar een groot en veelomvattend woord op zoek te zijn. Als ze het eenmaal gevonden heeft, blijkt het juist kleiner te zijn, alledaagser misschien, banaler ook. Want toen het er nog niet was, paste er ‘meer en mooier zwijgen in.’ Nu is dat niet meer zo. Het was het vermoeden van het woord waar het zwijgen nog wel in paste. Het hervonden woord is te klein om het zwijgen te omvatten. Te concreet ook wellicht.

Het is de confrontatie met de altijd weer beperkende werkelijkheid, en in het geval van de kunstenaar ook de worsteling met het materiaal, met de materie. Wat op papier komt, beantwoordt nooit volledig aan wat je in je hoofd had. In je hoofd is alles mooier, hoger, zachter, groter. Eenmaal gereduceerd tot inkt op papier ziet de dichter alleen een weergave, een magere afspiegeling van het grote idee.
Overigens kunnen we in de slotregel een klein eerbetoon lezen aan Erik Menkvelds gedicht Goede tips voor dieper zwijgen. Mooier zwijgen, dieper zwijgen, goede tips en ongevraagd advies, we krijgen er nooit genoeg van.

 

 

Ongevraagd advies
Ester Naomi Perquin
Uitgeverij Van Oorschot
ISBN 9789028223240

Over de auteur

- is dichter, docent, literator. Hij schreef verschillende dichtbundels waarvan Het wolkenreparatieatelier de meest recente is. Peter Swanborn is een van de vaste docenten van de Poetry Academy van Poetry International en is als literair medewerker verbonden aan de Volkskrant.