Gepubliceerd op: donderdag 29 december 2022

Delphine Lecompte – Chafik, per ongeluk en brutaal

 

Hij verscheen op een dag in de supermarkt van Sint Kruis zonder aankondiging: Chafik, een struise guitige brutale schelmachtige Marokkaanse sultan die lelijk Rotterdams sprak en mooi verzorgde nagels had. Hij rook naar talkpoeder en naar kinderboerderijcavia’s. Het was oktober 2003 en ik vulde sinds zes mei 2002 (de moord op Pim Fortuyn, zo kon ik het gemakkelijk onthouden) rekken aan in de supermarkt waar Chafik zijn intrede deed. Ik was de jongste rekkenvuller en degene die de kwalijke reputatie had lui en vuil en slordig te zijn en er de kantjes vanaf te lopen. Het klopte allemaal, ik ben altijd liever lui dan moe geweest. Chafik was naar ‘onze’ supermarkt gekomen om de afdelingen zuivel en droge voeding een nieuw elan te geven. Hij veroorzaakte een schokgolf onder mijn collega’s, oude West-Vlaamse dragonders en stugge racistische volleybalscheidsrechters die zich niet wilden laten commanderen door een arrogante Hollander met een donkere huid. De donkere huid was het ergst.

Ik was extreem eenzaam in die tijd, ik had geen vrienden en ik woonde in een kleine studio tussen schizofrene analfabetische Armeense jongenshoeren, ruwhartige Spaanse slachters, agressieve helers die door de gangen waarden met honkbalknuppels, bloedende alcoholisten, raaskallende junkies en een hysterische Waalse pyromane die me elke nacht om 2u26 wakker maakte om me foto’s te tonen van haar papegaai die in Wallonië was achtergebleven in de herberg van haar incestueuze vader. Ja: het was een prachtige papegaai.
Ik werkte slechts deeltijds in de supermarkt en omdat ik de traagste en minst scrupuleuze rekkenvuller was, en omdat ik weinig koket was en geen gezin had, was ik de paria en de pispaal van de supermarkt. Dus toen Chafik die eerste dag meteen met me begon te flirten was ik onwelvoeglijk geflatteerd, ik glunderde en Renate noemde me een slet.

Na mijn werkdag bepotelde ik drie dure lingeriesetjes in een kleine boetiek die tegenover de Heilige-Kruis-Verheffing-en-Sint-Jozefkerk in de Moerkerkse Steenweg lag. Ik mocht de setjes aanpassen. De lingerieverkoopster ging mee het kleedhokje in, ze vertelde geestdriftig dat ze nog in de klas had gezeten met mijn vader en dat hij een schilderij van Permeke had nageschilderd voor haar vijftiende verjaardag: De zaaier. Ik zei: ‘Zottin, ik wil niet aan mijn vader denken wanneer ik slipjes en bustehouders koop met de bedoeling om een robuuste brutale gewiekste wellustige sultan in mijn netten te strikken!’ Ik moest de winkel verlaten, maar ik vond het niet erg want de setjes waren sowieso te duur voor mijn deeltijdse supermarktwedde. Dus kocht ik in de H&M in het centrum van Brugge vijf spotgoedkope blauwe strings en drie frivole witte beha’s.

De volgende dag ging ik naar mijn werk met een jeansbroek met een lage taille waardoor er een stukje van mijn string zou te zien zijn. Verwachtingsvol stond ik op mijn ladder, die dag moest ik de rijstafdeling aanvullen. Dat was prettig. En poëtisch en symbolisch. Rijst: huwelijk, vruchtbaarheid, Ezechiël.
Chafik daagde pas op toen mijn shift voorbij was en ik nog wat stond te dralen op het parkeerterrein van de supermarkt. Mijn haar was vettig die dag en ik had een koortsblaasje op mijn bovenlip. Chafik zei: ‘Ik heb gehoord van je collega’s dat jij uitstekende massages geeft. Wil je mij eens een massage geven? Morgenavond bijvoorbeeld?’ Ik was verbouwereerd, waarom hadden mijn collega’s Chafik wijsgemaakt dat ik uitstekende massages kon geven? Was het kwaadaardigheid? Werd ik gepest? Of had Chafik de bewering van mijn collega’s uit zijn duim gezogen? Ik stamelde: ‘Ja, dat klopt, massages inderdaad, ik geef uitstekende massages. Kom gerust langs morgenavond.’
‘Uitstekend! Ik breng verse munt mee.’

Eens thuis sloeg ik meteen aan het poetsen. Mijn studio was piepklein maar niettemin een zwijnenstal: overal lagen vuile kleren en de uitpuilende vuilniszak stond te walmen naast de radiator. Ik had een eenpersoonsbed en een tafel vastgenageld aan de muur, een microgolfoven en vier kookplaten die ik niet gebruikte (ik stapelde blikken maïs en picklesbokalen op de kookplaten, het oogde neurotisch en ziekelijk, wat het was). Aan de muur naast het bed hingen tientallen kaartjes en posters van de Britse indie groepen waar ik destijds zo mee dweepte: Kasabian, Razorlight, The Libertines, The Smiths, Manic Street Preachers, Pulp, Supergrass, enzovoort… Die moesten weg, het was werkelijk te puberaal voor woorden. Ik was een 25-jarige vrouw! Ik haalde de kaartjes en posters met mijn dunne winterhandschoenen van de muur (vastbesloten om ze na het bezoek van Chafik terug te hangen) en kocht met mijn laatste geld een kalender van Edward Hopper. De maand oktober was godzijdank het schilderij Benzinestation. En gelukkig niet een of andere deerniswekkende eenzame terneergeslagen vrouw in een onflatteus oranje badpak in een kale desolate hotelkamer. Al straalde de rug van de pompbediende ook maar weinig vreugde uit.

Ik dweilde een tijdje, maar niet heel lang. Chafik zou toch maar de volgende dag komen. Ik zette me aan de logge Apple computer die ik had overgekocht van een collega (Annie die een begenadigd ruiter was en die in de supermarkt verantwoordelijk was voor de yoghurtpotjes en de margarines van het huismerk) voor teveel geld. Ik begon te chatten met mijn beste vriend die ik nog nooit had ontmoet: Matthew (‘Maff’), een gekwelde metalfan met wie ik eigenlijk niets gemeen had. Maar we geilden elkaar op. Onze computers hadden geen webcam en dus leek ik als twee druppels water op Sophie Marceau in Braveheart (haar Franse films zeiden Maff niets, dus moest ik wel Braveheart zeggen, al had ik liever zogezegd geleken op de jongere Sophie Marceau in La Boum 2) en Maff zag eruit als een kruising tussen Emilio Estevez en Josh Homme. Uiteraard repte ik met geen woord over Chafik tegen Maff.

Maff was opgegroeid in een ruige buurt in Oost-Londen en hij haatte alle Noord-Afrikanen, omdat hij eens slaag had gekregen van een Noord-Afrikaanse cocaïnedealer die in zijn straat woonde. Ik dronk appeljenever tijdens de chatsessie met Maff. Dan ging de zon onder en moest Maff aan tafel gaan met zijn ouders en zijn zus. Ik ging naar de frituur in de Sint Jorisstraat en kocht een grote bak frieten met tartaarsaus en twee artisanale kaaskroketten. Ik at op de rand van mijn bed, aan het voeteneind stond een klein televisietoestel en ik keek naar Eastenders, omdat Maff die soap volgde.
Na de frieten en de kaaskroketten dronk ik de rest van de appeljenever en ook nog vier blikjes Jupiler. Toen nam ik mijn Xanax-druppels en viel ik in slaap.

De volgende dag moest ik niet werken. Chafik zou reeds komen om 17u, ik zag er plots tegenop. Ik keek in de spiegel en zong: ‘It’s a God-awful small affair/To the girl with the mousy hair’ en daarna barstte ik in huilen uit en probeerde ik met een grote keukenschaar iets te maken van mijn slierterige haren. Het werd een ramp, ik zag er krankzinnig uit.
Om 12u ging ik naar buiten en wandelde ik naar het Astridpark waar ik aan de praat raakte met een aan lager wal geraakte wiskundeleerkracht. In de Calvariebergstraat vond ik een plastieken duikboot die ik meenam naar mijn studio. Om 17u13 belde Chafik aan, ik stormde de trap af en loodste hem vlug mee naar mijn studio, maar Jean-Claude de alcoholistische zichzelf verminkende ex-baggeraar stond in zijn deuropening en vroeg pesterig: ‘Is dat je nieuwe geliefde Fientje? Ben ik niet meer goed genoeg?’ Ik had nooit iets gehad met Jean-Claude, maar soms klopte hij om middernacht op mijn deur en dan moest ik zijn haren vlechten. Chafik maakte muntthee en daarna vroeg hij om een massage. Ik masseerde zijn schouders, hij kleedde zich uit en duwde mijn gezicht in zijn kruis. Ik pijpte hem maar trok me weg toen hij begon te hijgen, kwaad ejaculeerde hij op mijn dijen.
Hij bleef slapen op de grond, maar hij stond heel vroeg op en ik kreeg geen kus bij het afscheid. Ik belde naar de supermarkt en zei dat ik ziek was.

Ik keek in de spiegel en zong het liedje ‘The Last of the Famous International Playboys’ van Morrissey, maar het half opstandige half wellustige jodelen lukte me niet. Ik nam de kalender van Edward Hopper van de muur, maar ik hing de posters van de verrukkelijke blasé indie kerels niet terug.
Ik chatte met Maff en bekende: ‘I’m minging, I’m a wino and a hag.’
Maff verdween voor altijd.

Over de auteur

Delphine Lecompte