Ulises Carrión en poëzie: wat een boek is
Ulyses Carrión, maker en uitgever van kunstenaarsboeken, publiceerde een manifest over het verschil tussen een conceptueel boek (lees: een kunstenaarsboek) en een conventioneel boek (The new art of making books, Kontexts no. 6-7, 1973). Hieronder een korte samenvatting van zijn tekst, aangevuld met enkele eerste indrukken plus een spontane gedachte bij de transformatie van een conventionele dichtbundel in een conceptuele (zie foto’s).
HET CONVENTIONELE BOEK
Het conventionele boek is van oudsher een container van woorden, tekens, foto’s, formules, etc.. Ofwel een kistje met woorden die zonder relatie met zijn vorm de standaard dient van de boekwinkel, bibliotheek, en de kast bij de familie thuis. De informatie per pagina kan verschillen, maar elke pagina blijft een pagina een pagina een pagina een pagina. Het lezen van de laatste pagina kost evenveel tijd als de eerste.
[Ulyses Carrión: Een boek van 500 pagina’s, of van 100 pagina’s, of zelfs van 25, waar elke pagina dezelfde is, is als boek een saai boek, ongeacht hoe aangrijpend de inhoud van de woorden, de tekst gedrukt op de pagina’s, ook is. Een roman van een geniale schrijver of van een derderangs auteur is en blijft een boek waarin niets gebeurt. Er zijn nog steeds mensen die van romans houden, en dat zal altijd wel zo blijven. Er zullen altijd mensen zijn die van schaken houden, roddelen, de mambo dansen, of aardbeien met slagroom eten. Vergeleken met romans, waarin niets gebeurt, gebeurt er in poëzie
bundels soms iets, hoe weinig ook. Een roman zonder hoofdletter, of zonder variatie in lettertypes, of binnen de tekst een chemische formule enz., is nog steeds een roman, d.w.z. een boek dat doet alsof het niet saai is.]
De schrijver van het conventionele boek zendt woorden uit waarvan de betekenis voor zowel hem als voor lezers ten diepste vaag blijven – woorden: een deelverzameling uit ons pakket aan communicatiemiddelen. Onze leeservaring lijkt op een reis die een onscherpe ruimte-tijd baan volgt. We mogen denken dat we zijn boek begrijpen, maar het toch verkeerd hebben. Het oogmerk van de schrijver blijft onpeilbaar. En de schrijver zal niet kunnen peilen wat de lezer wel of niet begrijpt, of eventueel verkeerd wil begrijpen. Naast zijn gevoelde noodzaak om energie en tijd te steken in het schrijven, blijft alleen het niet onbelangrijke feit over dat een ander hem leest. Als dit voor hem voldoende is, blijkt het nut van zijn boek louter economisch te zijn (waar overigens niets mis mee is).
HET CONCEPTUELE BOEK
Het conceptuele boek kan de vorm van een boek hebben. Het exterieur en interieur ervan vormen één organisch geheel. De schrijver van het conceptuele boek zendt een beeld-taal uit (i.e. een ruimere verzameling – niet louter woorden). Alle aanwezige elementen dienen de betekenis. Elk detail draagt bij aan de betekenisgeving van het boek.
[Om een concreet en passend voorbeeld te noemen, denk ik aan de dichtbundel PENELOPE (48 pagina’s) van Wolfram Swets (Uitgeverij crU) waarin de auteur haar wachten op Odyssee effectief heeft uitgewerkt. Het psychologische effect van een hopeloos durend wachten wordt in één korte inzichtelijke flits (met een glimlach) glashelder. Niet onbelangrijk, de lezer zal de gebruikte vorm-taal blijvend betrekken op zijn eigen ervaring met moeten wachten.]
Het conceptuele boek moet het doen zonder de sentimentele en/of intellectuele medeplichtigheid van lezers. Lezers die gepokt en gemazeld zijn in de liefde, politiek, psychologie, geografie, etcetera. Ulises Carrión meent dat iedereen van ons vaardig genoeg is om betekenissen te herkennen in structuren, patronen, tactiele en andere sensorische ervaringen. Lezers van deze soms verwarrende en complexe boeken staan geheel en al alleen. Zij zullen op eigen (on)geoefende wijze, informatie moeten verzamelen, oogsten, plukken, rapen, bekijken, lezen, inzien, spellen, begrijpen, interpreteren, opmaken, opvatten, schiften, selecteren, uitzoeken – om aan de opgedane ervaringen een slotbetekenis te kunnen geven.
[De schrijver van deze conceptuele bundel kent een passie die wordt gevoed met het vermoeden dat
hij zich kan uitdrukken met zijn bloed dat uit de wond stroomt die de taal in hem heeft gegeven. Hoe lukt het hem om een roos te maken die niet zijn roos is, noch die van een ander, maar wel de roos van iedereen, d.w.z. de roos van niemand, ofwel een gemiste kans?]