Gepubliceerd op: maandag 31 oktober 2022

EI 337: Miriam Van hee – quarantaine (8)

 

hij heeft alles bewaard, aankondigingen
van feesten, geboorten en veel overlijdens,
verpakkingen, folders van warenhuizen
en reisbureaus, hij hanteert, zegt hij,
een methode, hij klaagt over tijdgebrek,

kijk, zeg ik, een regenboog, hij ziet hem
niet, zijn handen wrijven over de zwachtels,
zijn zware handen van toen ik klein was, hij
kijkt naar de amberkleurige bladeren, zegt:
niet slecht, als vindt hij de indeling in

seizoenen uitstekend bedacht, aan het verkeer
kan hij horen hoe laat het is, ongeveer, ik
maak licht in de kamer, hij glimlacht, niet
slecht, zegt hij nogmaals, het tijdgebrek
groeit, ik laat hem alleen, het is wederzijds

 

De nieuwste dichtbundel van Miriam Van hee bestaat uit 4 rubrieken. De laatste rubriek heet quarantaine en omvat 8 gedichten. Het voorliggende gedicht is het achtste en tevens allerlaatste gedicht van de bundel. Het thema van het gedicht is een bezoek van een ik-figuur aan zijn of haar vader. In de ontmoeting tussen die twee wordt langzaamaan ontvouwd dat de vader er qua geestelijke gezondheid op achteruit gaat. Het ligt voor de hand de ik-figuur te vereenzelvigen met de dichteres als de inmiddels volwassen en ouder wordende dochter van de vader. Daarvoor zijn evenwel geen concrete, aan de tekst ontleende bewijzen.

In de eerste strofe wordt opgesomd wat de vader allemaal verzamelt. Een opsomming waarin de woordgroep ‘veel overlijdens’ opvalt en beschouwd kan worden als een aanwijzing dat hij al oud is. Het substantief ‘geboorten’ ondersteunt die gedachte. Het wekt in ieder geval de suggestie dat er inmiddels een nageslacht is waarin zijn leven telkenmale met de komst van een nieuwe boreling wordt opgevrolijkt. Men is hem niet vergeten, ook bij grote feesten niet.

Verzamelen, niets weg kunnen gooien is een gewoonte die soms de kop opsteekt bij het klimmen der jaren. Vertelt de dichteres eerst zelf wat de vader zoal verzamelt, in v4 voert zij hem al sprekend in. Hij zegt namelijk dat hij voor zijn verzameling ‘een methode’ hanteert. Hij is ordelijk, werkt systematisch. Direct daarna neemt de ik–figuur het gesprek over door de vader attent te maken op een ‘regenboog’ die blijkbaar aan de hemel zichtbaar is geworden, als ware het een teken van zon en leven; een teken dat na een regenhoos plotsklap zijn kroon van kleurschakeringen toont. Maar de vader ‘ziet hem / niet’. Hij huist met zijn gedachten alweer elders, in een andere wereld. Wel klaagt hij – indirect maar opvallend – over een andere ziekte die zich in de samenleving zo confronterend manifesteert: ‘tijdgebrek’.

Blijkbaar heeft de vader last van jeuk of pijn. Zijn handen zijn ingezwachteld, hij wrijft ze over elkaar. Het aanschouwen van die thans kwetsbare, machteloze handen roepen een flashback op naar vroeger toen de ik-figuur klein was, een kind nog. Lag niet ooit die kinderhand in vaders reusachtige handpalm? Maar voor gevoelens is in het gedicht weinig ruimte. De vader fladdert alweer met zijn gedachten naar een ander onderwerp. Hij wijst naar buiten, naar ‘de amberkleurige bladeren’. Roestgele en bruine kleuren als boden van de naderende herfst, zijn herfst. Nog even en dan is het winter. En net als aan het eind van de eerste strofe voert de dichteres de vader al sprekend in. Opnieuw een verwijzing -zij het indirect- naar zijn talent de dingen om hem heen te ordenen, want is ‘de indeling in seizoenen [niet] uitstekend bedacht’?

In de derde strofe wordt nog iets opvallends over de vader verteld. Hij kan bij benadering zeggen hoe laat het is. Wel niet precies, maar ongeveer. Het zou erop kunnen wijzen dat de vader vaak alleen is, wat niet zelden het wrange lot van ouder worden is. Dan gaan dat soort zaken -zoals de drukte in het verkeer, de uren van de dagen- opvallen. Dan wordt het licht aangedaan wat de vader doet glimlachen als stapt hij voor even uit de donkerte van zijn gedachten. Hij herhaalt woorden die hij eerder zei, wat in deze context zou kunnen verwijzen naar een aan de ouderdom klevende vergeetachtigheid.

De vader lijkt intuïtief aan te voelen dat zijn tijd opraakt. Zijn ‘tijdgebrek groeit’. De laatste versregel draagt enige tragiek als de ik-figuur zegt: ‘ik laat hem alleen, het [tijdgebrek] is wederzijds’. Koel is het gedicht van toon, de ik-figuur lijkt de vader eerder uit plichtsbetrachting te bezoeken dan uit bezorgdheid of genegenheid. En dat gegeven maakt het gedicht somber en treurig.

Toch suddert bij de lezer lang de gedachte na aan die kleine hand, ooit een duif in vaders veilige hand, als teken dat zij elkaar niet hebben losgelaten.

 

 

voor wie de tijd verstrijkt
Miriam Van hee
Uitgeverij De Bezige Bij
ISBN 9789403183619

Over de auteur

- rondde - na zijn onderwijzers- en lerarenopleiding Duits - zijn doctoraal studie Nederlandse taal- en letterkunde & Mediëvistiek af in Utrecht. Hij was onder meer onderwijzer, hoofd der school en leraar Nederlands aan een vwo-opleiding. Daarna was hij als afgestudeerd econoom langere tijd verbonden aan de Hogeschool voor Economische Studies in Amsterdam en de Business University Nyenrode in zowel economische als kwantitatieve vakken. Daarnaast is hij auteur en publicist.