Gepubliceerd op: maandag 12 september 2022

EI 333: Esohe Weyden – Geweven

 

ik droeg een vrouw die niet bij mij paste
de kwellende dagen trotseerde ik met moeite
mijn lenigheid verloor ik bij het verstrijken van de weken
tot ik op een logge bebouwing uit de jaren dertig leek
waar emoties op elkaar leven
elkaar hoogstens ontmoeten in de hallen
en waar je de warmte niet meer voelt, hoe hard je ook probeert
waar het karakter achtergelaten werd in een andere tijd
en niemand nog moeite deed om ernaar te zoeken

ik droeg een vrouw die ik niet wilde kennen
eentje van kille kalmte en onverschillige onbereikbaarheid
alsof ik het verleden onderweg overboord had gegooid
en ik het niet voelde knagen wanneer ik mijn ogen sloot

de vrouw in mij bouwde onbreekbare muren
kon zich in overvolle zalen wringen
was aanwezig op bijeenkomsten van vrienden
terrasjes in het centrum, barbecues in de zomer
ik wenste dat de zon muren kon verschroeien
en ik mijzelf weer kon ontmoeten
na lange tijd

wie gekwetst werd is niet gebroken
zei een glimlachende vrouw plots in de trein
zoekend naar de sprankel in mijn bruine ogen

ik denk dat ik haar al eerder ben tegengekomen
maar mijn geheugen laat me in de steek
gezichten passeren en vervagen meteen
en ook namen worden nog zelden opgeslagen
zelfs woorden dringen al lang niet meer tot me door
ze zijn slechts doffe klanken die botsen in mijn oorschelp
ritmisch, waarop ik rijmpjes knutselde in mijn hoofd
die morgen weer vergeten zullen worden

want ik droeg een vrouw die ik zelf om me heen heb geslagen
ik weefde haar met mijn eigen handen
wreef haar in mijn poriën tot ze verstopt raakten

wie gekwetst werd is niet gebroken
laat geen scherven van ledematen achtergelaten
maar scheurtjes in mijn huid
ze helen tot gouden meanders
die de richting vormen van mijn dagen
en zijn toekomstbepalend

ze helen tot lijvige bibliotheken
van lastig te omschrijven gevoelens
van een moment dat veel te snel
of veel te traag voorbij is gegaan

 

Dit gedicht van Esohe Weyden staat in deel I van de drie delen waarin de bundel Tussentaal is opgedeeld; geen weg terug is de titel hiervan. Geweven wordt voorafgegaan door argument, een gedicht dat lijkt te gaan over jezelf willen blijven, “alsof verandering verwerpelijk is”. Het opvolgende gedicht heet groeipijn, en zo zit Geweven tussen de afschuw om niet te willen veranderen en “groeipijn” in.

Het gedicht heeft een verhalend karakter, en lijkt minder te spelen met complexe beelden zoals dat van poëzie soms verwacht wordt. Een fijne afwisseling. Let tijdens het lezen op ritme en de klanken, die zich herhalen en door de tekst heen echoën. Zo mooi dat het in eerste instantie lastig is om op de inhoud te focussen.

In het eerste vers is er een hoofdpersoon die een vrouw draagt. Hoewel dit letterlijk zou kunnen zijn, krijg je onmiddellijk het idee dat dit metaforisch bedoeld wordt. Er staat ‘droeg’, het gaat dus over een afgelopen periode uit het verleden. De volgende versregel noemt ‘kwellende dagen’. Hoe verhoudt de meegedragen vrouw zich hiertoe, is die meegesleurd? Is deze de oorzaak ervan of het gevolg? Het paste niet. De hoofdpersoon was in het verleden waarover gesproken wordt anders dan hoe die wil zijn. Het klinkt alsof het meedragen van de vrouw de kwellende dagen waren. In versregel vier is de hoofdpersoon ‘logge bebouwing uit de jaren dertig’ geworden. Hoewel het beeld terug in de tijd gaat, wordt het idee gewekt dat de hoofdpersoon juist vooruit gaat, zich decennia ouder voelt, versleten door de tijd. De volgende versregels vertellen veel over het gevoelsleven van de hoofdpersoon. De emoties leven niet meer samen, hebben een eigen verdieping. Het doet denken aan compartimentering en een verstoorde emotiebalans. Ook is er weer een referentie aan karakter dat uit een andere tijd komt en nu schraal lijkt. Een gelijkenis met de logge bebouwing uit versregel 4. ‘en niemand nog moeite deed om te zoeken’, de omgeving van de hoofdpersoon is gestopt met toenaderingspogingen om de gekwelde hoofdpersoon te bereiken. De vrouw die meegedragen wordt staat tussen de hoofdpersoon en diens sociale omgeving in. De vraag is wat of wie die vrouw is die wordt meegedragen en waar die voor staat.

Naast dat die vrouw niet paste, wilde de hoofdpersoon deze ook niet kennen. Weer verleden tijd. Een kille, kalme, onverschillige onbereikbare vrouw. Is dit een kant van de hoofdpersoon die deze nog niet wilde kennen? Het volwassen worden in een wereld waar de vrouw die de hoofdpersoon was zichzelf zag veranderen in een andere vrouw, of een man die als vrouw is geboren en terugkijkt op die kant van zichzelf? De tijdspanne in het gedicht komt weer terug en wordt weer uitgewist, waar er eerst niet naar gezocht werd is het nu overboord gegooid. Het verleden knaagt ook niet, het lijkt begraven te zijn. De vrouw die gedragen werd is geen fijne tijd maar het is iets uit het verleden dat niet meer lijkt te spelen in het nu van de hoofdpersoon. De onwetendheid over wat er aan de hand is, creëert spanning. De taal lijkt namelijk wel te zeggen dat er afgerekend moet worden met het verleden.

Er is een belangrijke verschuiving in de derde strofe: geen vrouw die wordt meegedragen maar een ‘vrouw in mij’. Is dit dezelfde vrouw als die wordt meegedragen? Die vrouw ‘bouwde onbreekbare muren’. In de eerste strofe ontmoeten emoties elkaar niet, zouden de muren die de vrouw bouwde de logge bebouwing zijn? De vrouw in de hoofdpersoon was sociaal, waar de vrouw die meegedragen werd kil was en onverschillig. Als dit gaat over verschillende persoonlijkheden in een vrouw, en de verschillende manieren waarop een vrouw zich moet of kan verhouden tot de wereld, zijn alle strofes verschillende manieren waarop in het verleden een vrouw werd gedwongen om zich in de wereld te begeven?

Op de volgende pagina gaat het gedicht verder. Na het omslaan van een pagina is het heden ingetreden. Het meedragen van een vrouw is verleden tijd en een glimlachende vrouw zoekt naar de sprankel in de ogen van de hoofdpersoon.

De glimlachende vrouw is eerder in het leven van de hoofdpersoon geweest. Maar weer is het verleden iets dat vervaagt. Zowel in het verhaal als in de taal wordt met tijd gespeeld. Heeft kilte uit het verleden iets vernietigd in het geheugen, een trauma dat muren bouwde en voor kwellende dagen zorgde? De eerste strofe op de nieuwe pagina biedt hoop, maar in de tweede strofe lijkt die alweer te verschieten. De omschrijving die er wordt gegeven van de hoofdpersoon doet vermoeden dat die een lege huls is geworden waar eerst een mens was.

Nu komt de gedragen vrouw terug en wordt duidelijk dat die dezelfde is als de hoofdpersoon. De vrouw die werd meegedragen is gemaakt en geweven door de hoofdpersoon en met eigen handen in de poriën gewreven. Iets in poriën wrijven tot die verstopt zijn is een pijnlijke daad maar het leest alsof er geen andere keus was voor de hoofdpersoon. Misschien is dit de manier om iets te verwerken.

‘Wie gekwetst werd is niet gebroken’, vertelt zowel de vierde als de zevende strofe, beide in de eerste versregel. Hier komt de hoop weer terug, de hoofdpersoon is niet gebroken. Ondanks wat er gebeurd is, ondanks de kwellende dagen en de onbereikbaarheid, is er niets kapot. Misschien staat de eerste pagina voor een depressie? Dan is dit niet een gedicht over leed, maar over hoop, ingekapseld in de periode van het leed. Als een manier om door te dringen en het leed te verweven met de hoop en bevestiging dat er een toekomst is. De scheurtjes helen tot fijne ‘gouden meanders’, die richting geven en de toekomst bepalen.

Ze ‘helen tot lijvige bibliotheken’, van lastige gevoelens. Het leed wordt hier omgedraaid, niet langer is het warmteloos of een muur om de hoofdpersoon, maar een bron voor meanderend goud. Een kracht die toekomstbepalend is. Het gedicht eindigt met de vraag of het te snel of te traag voorbij ging. Daarmee laat het de lezer ook in het ongewisse, want hoe moeten we terugkijken op de vrouwen? De zelfgemaakte vrouwen die de hoofdpersoon zo leken te teisteren. Hier werden die gevoelens beschreven, ook zijn die gevoelens lastig te omschrijven. Door de vraag op te werpen of het moment traag of snel was wordt er een openheid gecreëerd die voor de toekomst kan staan. De eerst pagina het verleden, de tweede heden en de derde moet nog geschreven worden.

 

 

Tussentaal
Esohe Weyden
Uitgeverij Vrijdag
ISBN 9789464340815

Over de auteur

Maarten Visscher

- is chef boeken bij 8Weekly en schreef tijdens zijn studie voor verschillende studententijdschriften die nu niet meer bestaan. Hij hoopt dat OoteOote niet hetzelfde overkomt.