Gepubliceerd op: zondag 11 september 2022

Delphine Lecompte – Honing en hoorapparaten

 

Mijn moeder spreekt over de overstroming die ze veroorzaakte
Met een breinaald in haar appartement in de Mageleinstraat lang geleden
Er waren twee winkels beneden: een winkel voor heilige berentemmers (honing) rechts
En een winkel voor dove kraanmachinisten (hoorapparaten) links
De winkel van de hoorapparaten sprak het meest tot mijn verbeelding als kind
Honing was te lopend en te abstract
De hoorapparaten waren slakken en fabeldieren van Jeroen Bosch
Mijn moeder zegt: ‘De overstroming ja, de overstroming die ik veroorzaakte
Met een breinaald in mijn appartement in de Mageleinstraat lang geleden
Die mag je gebruiken als materiaal voor een gedicht, maar over mijn zus Katrien…’

Maar over zotte tante Katrien van Veurne moet ik zwijgen
Ze hebben haar vorige maand afgevoerd met een ambulance
Naar een Oost-Vlaams gekkenhuis, haar gekke nichtje (ik) heeft er ook gelegen
Het regime was streng: er werd elke week een gek aangesteld
Die de ontbijttafel moest dekken en de andere gekken moest wekken die week
Er was ook tekenles en volleybal, zelf je was doen, eten, koken, eten,
En een etnische dansinitiatie onder leiding van een bleke autoritaire reuzin
Ik ben vergeten welke etniciteit, Afrika is groot
Toen was het aan mij, de week van de grote verantwoordelijkheid was aangebroken:
Ik was de gek die de ontbijttafel moest dekken en de andere gekken moest wekken.

Ik liep weg, in de trein voelde ik me Wanted Dead or Alive
Knokke was het eindstation, ik herinner me dat ik het grappig vond
Dat zo’n mondaine badstad een naam droeg die klonk als vechten
Niet nobel vechten, voor een goed doel of om iemand te verdedigen
Maar het gemene opjagen, iemand in het nauw drijven en in elkaar meppen
Gewoon omdat je het kan of omdat de verveling anders toeslaat
Of omdat de drank in de man is, ik kocht twee zilveren blikjes bier in een nachtwinkel
En daarna belde ik de versleten ex-bokser op
Hij zei: ‘Je bent onvoorspelbaar en ooit vond ik dat charmant.’

‘Nog niet zo lang geleden,’ zei ik nukkig of kribbig
Maar hij had de verbinding al verbroken
Een uur later stond hij voor me, een duif had net op zijn schouder gescheten
En ik was een boterkoek met pudding aan het eten
De versleten ex-bokser zei: ‘Ooit was je mager en ik geilde op je scherpe randen.’
Ik zei met een mond vol pudding en deeg: ‘Nog niet zo lang geleden.’
Maar ik was onverstaanbaar
Ik slikte en we tongzoenden, de passerende toeristen maakten kokhalsgeluiden
En de stationschef jaagde ons weg, op zijn gezicht stond afgrijzen getekend.

Later zou ik diezelfde blik van afgrijzen op het gezicht van de oude kruisboogschutter zien
Toen ik hem mijn favoriete schilderij van Jean Dubuffet toonde
De versleten ex-bokser en ik, we wandelden tot we een herberg vonden
Het was een herberg met een vaag Australisch thema
Gele borden maanden ons aan om op te passen voor overstekende kangoeroes
Maar het pronkstuk was natuurlijk de gemummificeerde krokodil
Waar je tegen betaling op mocht gaan zitten met je liefje
De drank was veel te duur.

Mijn moeder zegt: ‘Je bent mijlen weg, ver weg.’
Ik zeg: ‘Nee, dat klopt niet.’
Ze haalt okkernoten uit de oven
Op de keukentafel ligt een ei waar ze haar bezoekers mee fopt
Het lijkt op een echt ei dat kan breken, maar het is een stoffen ei
Uit een fopwinkel, vroeger had ze een fopglas cognac
Dan deed ze alsof ze de vloeistof in een woedevlaag in je gezicht gooide
Maar de vloeistof bleef gevangen, het werkte wonderwel.

Iedereen schrok zich een hoedje
Behalve ik
Ook nu trap ik er niet in
Wanneer ze het ei theatraal laat vallen
Mijn moeder zegt: ‘Dus nee, niet schrijven over zotte tante Katrien
Maar over de overstroming mag je schrijven
En dat ik je probeerde te foppen.’

Over de auteur

Delphine Lecompte