Elektrobloem
Elektrobloem van Daniel Labruyère is een bijzondere bundel. Bij het openslaan van het boekje met daarop het onmiddellijke doorbladeren, komt het woord “apart” als eerste bij mij op.
Ongenummerde pagina’s. Een afwisseling van zwart-wit illustraties met handgeschreven teksten, ‘gewone’ gedichten, en pagina’s die me herinneren aan het volgekalkte krijtjesbord aan het einde van het wiskunde-college / wiskunde ooit mijn lievelings-taal / gifpillen, mokerslagen.
Er wordt een verhaal verteld dat begint met ‘er was eens’ … en eindigt met ‘ik redde wereld met een espresso en laat de ruzie over aan apparatuur met een stekker’. Een lezer0 zal Elektrobloem een ondoorgrondelijke cluster van ongecorreleerde informatie vinden en hoeft er niet lang over na te denken: Elektrobloem is een onleesbaar artefact dat aan het staartpuntje van een Gauss-curve bungelt. En in navolging van menig recensent, mocht deze een conceptuele poëzie bundel van dichter X worden aangeboden, zal hij Elektrobloem onmiddellijk terzijde leggen en de al op voorhand prachtige nieuwe bundel van dichter Y gaan lezen.
Poëzie en de lezer moeten (om in de beeldspraak van Elektrobloem te blijven) met elkaar zijn aangesloten. Zo niet, dan zal hij de poëzie al gauw framen als te moeilijk, te hermetisch, flauwekul. Dat kan zo zijn, maar was ik Poëzie dan zou ik deze lezer kunnen neerzetten als te gemakzuchtig, te vooringenomen en/of te verwaten. Of dit dan weer terecht is, is ook maar de vraag.
Een lezer1 weet dat Elektrobloem een ID code heeft: NUR 306. Dat wil zeggen het boekje betreft een poëziebundel. Wat is een poëziebundel? Voor lezer1 is dat een object waarmee de verbeelding van de lezer kan worden bevrijd. Of dat lukt wil hij onderzoeken.
Bevrijdt Elektrobloem mijn verbeelding?
1
De bundel bestaat als geheel uit drie te onderscheiden uitingsvormen die elkaar afwisselen. Laat ik deze vormen gemakshalve Geometrie, Algebra en Tekst noemen.
GEOMETRIE
9 pagina’s met zwart-wit illustraties en handgeschreven korte teksten.
Het begint als een sprookje met ‘er was eens …’ We zien een dystopisch landschap, een elektriciteitmast, een wegwijzer (of is het een scheve grafsteen?, zwarte bloemen, een Hiroshima-wolk, twee figuren (♀♂⚧ ?) met gelakte nagels en tattoes, een toren, een wolk met verticale regenstrepen daarin, twee monsterlijke Hokusai-achtige golven, een Shiva figuur met drie ogen, twee opgestoken armen, de vingers in de lucht vormen twee drietand mudra’s (verleden, heden, toekomst?), en met een constellatie van wiskundige symbolen en een camera-achtig apparaat op haar borst, een gesmolten toetsenbord met usb kabeltje, enkele onbeschadigde toetsen, een zittende vrouw zonder hoofd, d.w.z. haar hoofd bestaat uit vijf vierkanten plaatjes op steeltjes die uit haar borst komen. In of op haar borst een wirwar van computer onderdelen. We zien een bliksemachtige schicht, een hoofd met lange haren en pony, gesloten ogen, dat wordt omringd door bloemen, een opengeslagen boek – waar een draadje met een stekker in de bodem van een leegte steekt.
ALGEBRA
7 pagina’s met wiskundige aantekeningen.
Het begint als een redelijk ordelijk geheel van A’s en B’s, zonder en met signifier ( A⊙, B⓷ ), binaire operatoren, symbolen, vergelijkingen, aanduidingen, beweringen. Soms wat doodles en op het oog incoherente verzamelingen van vergelijkingen en ongedefinieerde grafieken, representaties van functies,
ongeordende grafieken, elkaar zoekende notities, opmerkingen, redenaties, hoekige scheidslijnen. Machtverheffen op een ondoorgrondelijke wijze. Labruyère schetst een algebraïsche wereld met regels die mij onbekend zijn zonder uitleg, doel, noodzaak, toepassing, uitkomst, relaties, etc.. Zijn onderdeel
Algebra wekt de indruk een insiders-only oefening te zijn. De dichter lijkt de wiskunde te hebben veranderd. Knap als het waar is.
TEKST
= 9 gedichten.
Niet anders dan in Geometrie en Algebra is hier sprake van complexe relaties.
‘Ik ben voorzichtig, tot nog toe / oriënterend op objecten, iets / als een scherm, een vierkantje dat op / en neer springt.’
‘Zijn we dingen? Ik weet, ik denk. Ik denk. Wat we zijn weet ik niet, een poort, een nummer.’
‘Wat is bezit?’
‘Een lichaam waar een stad in huist / van mens, dier en elektrobionische bloemen.’
‘Ik stop een stopcontact in mijn plant … in mijn mond … ik praat met een plant en de plant praat met mij’
‘Ik tap uit alle boeken van de wereld / en het boek schrijft iets op.’
‘Zijn we geen stroomstoten? Ga ik naar de sterren of komen de sterren naar mij?’
‘Mijn koelkast heeft ruzie met de magnetron.’
De regels, soms surrealistisch, vaak toegankelijk, zelden hermetisch – de gegeven beelden zijn herkenbaar, en helder (begrijpelijk is wat anders). Een verwantschap met de onderdelen Geometrie en Algebra is zeer goed voorstelbaar. Juist deze toegankelijkheid zorgt ervoor dat ik moeite heb met het gebruik van het woord ‘stopcontact’ waar ik denk dat de dichter ‘stekker’ bedoelt (zoals die in zijn illustraties voorkomen – nergens een stopcontact zoals ik die in de muur naast me zie).
De vraag ‘Wat is het verschil tussen iets dat zo binair is als een muziekstuk?’ kan ik niet serieus nemen. De formulering schiet terug op de andere onderdelen. Zijn daar ook vergelijkbare onnauwkeurigheden te vinden?
Wat is de relatie tussen deze drie te onderscheiden blokken? Een zeldzaam moment. Zie omslag van de bundel.
OMSLAG
Na het lezen en het dichtslaan kijk ik met andere ogen naar de bloem op de omslag. Een bijzondere bloem van inkt en gesmolten (C8H8·C4H6·C3H3N)n, ofwel Acrylonitril Butadieen Styreen – een mengeling van acrylonitril-butadieen-rubber en styreen-acrylonitril-copolymeer. Ooit het toetsenbord van de computer – nu losgekoppeld van het moederbord de weerstanden het zand en de harde schijf. De interface geweest tussen de organische dichter (nog wel!) en de anorganische wereld. Nu is deze bloem gegroeid in een wereld boven de honderd graden Celsius. Kroonbladeren van klodderige toetsen en het hart van intacte kompas-toetsen. Organische bladeren aan een pengetekende steel met toetsknollen.
Deze bloem was eerst voor mij een esthetisch element, nu is zij een pictogram dat staat voor de gehele inhoud.
Deze omslag verbeeldt de incarnatie van ons leven in een nieuwe biologie, een nieuw universum met eigen wetten. Labruyère laat daarbij in het midden of deze teerachtige Elektrobloem familie is van de elektrobionische bloem waar elders sprake van is en/of van de ‘electronic tree’ met het usb-kabeltje. In mijn groene determineerboekje vind ik daar niets over.
De Elektrobloem op de omslag kondigt een nieuwe orde aan – alsof het een manga is over een reis met een informatie-crisis als motor. Labruyère houdt ons een reis voor naar andere wetten, naar andere meubels, naar een Maarten Baas 2.0 achtige wereld.
2
Elektrobloem doet me denken aan een tekst uit 1964 van de conceptuele kunstenaar Stanley Brouwn. Hij sprak over een tijd (4000 nC) waarin wetenschap en kunst zijn geamalgeerd tot iets nieuws. Wij zouden dan mensen zijn zonder herinnering of een vaag verleden, en alleen nog maar de toekomst hebben. We
moeten alles opnieuw ontdekken. Het contact met de anderen zijn we kwijt … en zijn er wel anderen? En eenmaal in deze wereld zijn we bevrijd en alleen nog maar geluid kleur licht ruimte tijd beweging.
Deze bundel – hoe lastig ook – dwingt mij naar een andere manier van lezen. Hoe dan, dat weet ik nog niet. Wat ik wel weet is dat Elektrobloem een open zenuw raakt. De zenuw van de 21e eeuw. Ontegenzeglijk gaan we vaker hyper-poëzie tegenkomen. De taal is aan het schuiven (zie ook: het is warm in de hivemind van Maxime Garcia Diaz). Het kan niet uitblijven dat ook nieuwe uitdrukkingsvormen
voor poëzie-kritiek moeten worden ontwikkeld.
Elektrobloem is van een leerling op de nieuwe school waar a-synchrone literatuur wordt gedoceerd – de laatste Vijftiger is recentelijk overleden.
Elektrobloem
Daniel Labruyère
Uitgeverij crU
ISBN 9789079993338