Gepubliceerd op: zondag 31 juli 2022

Delphine Lecompte – Ik idealiseer de paarden en mijn grootvader

 

Ik val in slaap en droom dat ik foto’s neem van mijn grootvader
Hij leeft nog maar hij is al oud, hij heeft een hekel aan zijn hoge leeftijd
En hij flirt houterig met mijn oudste stiefzus die pedant is en Horatius leest
Mijn grootmoeder staat glazig in de keuken
Is ze broos of is ze kil?
Nu eet ze radijzen en zegt ze tegen mij: ‘Ik haat ladders
Maar het is geen bijgeloof, mijn eerste geliefde viel van een ladder
En stierf ter plekke, het bloed verwoestte mijn muiltjes
Hij was een simpele hoffelijke conventionele metselaar, zo anders dan je grootvader.’

Ik word wakker en gedurende vijf hemeltergende minuten ben ik
Ervan overtuigd dat ik mijn medeleerlingen in een school in Iowa heb neergeschoten
Maar dan beseffen mijn ogen en mijn hersenen dat mijn handrug 43 jaar oud is
En dat ik helemaal geen geweren en geen medeleerlingen in Iowa heb
Ik heb slechts een bed en een broodrooster en een pluchen wasbeer en een ovenschaal
Die ik nooit gebruik, het was een tombolaprijs in 2014 in de hondenschool
Men dacht dat ik kanker had in de hondenschool
En men dacht ook dat ik de dochter van een beruchte Albanese maffioso was
Hoe kwam men daar in die hondenschool in Sint Pieters aan dergelijke gedachten over mij?

De antipathieke zon verschijnt en ik verlaat mijn kleine beschimmelde huurhuisje
Het is woensdag en ik besluit om naar de markt te gaan
Ik koop pruimen en nectarines voor de oude kruisboogschutter
Maar een beetje verder gooi ik de vruchten in de goot
Want ik ken de oude kruisboogschutter: de seksistische rotzak neemt
Geen geschenken aan van veel jongere vrouwen, geen geschenken van het andere geslacht
Ik keer terug naar de markt en koop een puntzak vol snoepgoed
En een pak sponzen voor de voormalige vrachtwagenchauffeur.

Maar even later weet ik weer dat de voormalige vrachtwagenchauffeur nu verloofd is
Met de heilige Ria die in een frituurmandenfabriek werkt
En sinds zijn verloving neemt hij geen geschenken meer aan van veel jongere vrouwen
Geen geschenken van het andere geslacht, we waren een koppel
We dronken bier en wijn, van tien uur ’s ochtends tot middernacht
Het was fijn en morsig en gewelddadig
Ik trok aan zijn haren en er kwamen om de haverklap ambulances langs
Die me moesten kalmeren of reanimeren.

Dan is het alweer avond, ik sta in een weide tussen paarden
Erg vriendelijk zijn ze niet
Bloedmooi dat wel, ze slaan elkaar plagerig met hun glanzende aderrijke halzen
De analfabetische jongenshoer staat plots naast mij
Hij zegt: ‘Ik heb vandaag voor het eerst mensenvlees geproefd
En het viel tegen, ik moet leren nee te zeggen.’
‘Wiens vlees?’
‘Het vlees van een mislukte berentemmer, ik heb een stukje voor je bewaard, hier.’

Ik kauw behoedzaam maar ook nieuwsgierig op het stukje mislukte berentemmervlees
Het valt niet tegen, het is heerlijk
Ik zeg tegen de analfabetische jongenshoer: ‘Ik lijd constant,
Ik wil niet constant lijden, help mij help mij uit de nood of de jager schiet mij dood!’
De eerste helft van mijn hulpkreet was waarachtig
Maar daarna heb ik er een kinderliedje bij gelapt, waardoor het lijkt alsof ik frivool ben
En niet echt lijd, niet echt of niet genoeg
De analfabetische jongenshoer zegt: ‘Iedereen lijdt constant, behalve de paarden
En de huishoudapparaten en de necrofiele tegelleggers en de bijgelovige walvisvaarders.’

De paarden slapen en dromen dat ze labiele sierkarpers zijn
Nee, sierkarpers in de vijver van een gekkenhuis
Ze worden bekeken en gestreeld door bipolaire garnalenpellers
Hun schubben staan in brand
Het gebouw staat in brand
De gekken ontkomen maar ze doen geen kwaad
Ze schieten niemand dood en ze proberen geen wraak te nemen
Op de imkers en de priesters die hun genitaliën hebben mismeesterd.

En ook de analfabetische jongenshoer valt in slaap
Maar hij droomt niet, hij weigert om te dromen
De overgewaardeerde zon gaat onder en ik blijf de ganse nacht wakker
Een enigmatische paardendief spreekt me aan: ‘Ben jij de dichteres
Wier grootmoeder ladders haatte en wier grootvader duizend verrukkelijke
Pyromanen naar Siberië zond om een hongerdood te sterven omdat ze hem hadden afgewezen?’
‘Ja.’
De paardendief neemt mijn rechterhand en peuzelt mijn duim en wijsvinger op.

Over de auteur

Delphine Lecompte