Gepubliceerd op: zondag 24 juli 2022

Delphine Lecompte – Een schaar, een lamp, een uitgestorven vogel

 

De oude kruisboogschutter streelt dromerig een snoerloze heggenschaar
Hij is bijna negentig maar de wereld heeft hem nog nooit ontgoocheld
Of verveeld, dit is de bouwmarkt en ik zeg luidop: ‘Dodo is een uitgestorven vogel
En een wiegeliedje en een anagram van nooit meer wakker worden.’
De oude kruisboogschutter negeert mijn morbiditeit en legt een zaklamp in zijn winkelkar
We verlaten de bouwmarkt en het leven lacht ons flauwtjes toe
Ik heb ontzettend veel schulden en ik vraag aan de oude kruisboogschutter:
‘Wat is je vroegste herinnering?’
‘De vlecht van mijn moeder, ze knipte hem af om mijn dronken vader te straffen
Maar hij grinnikte slechts en ging op zoek naar een minnares met een gelijkaardige vlecht.’

Nu staan we op een open plek in het bos
Ik denk aan mijn grootvader die er nooit in slaagde
Om een paard te temmen en werkelijk in de transfiguratie van Christus te geloven
Ik was vijf jaar oud en moest het hem voortonen
De oude kruisboogschutter vraagt: ‘Heb je pijn? Kan ik je pijn verlichten?’
Ik negeer hem en raap afval op: een kleine plastieken hyena, een lege hartvormige
Bonbondoos uiterst deprimerend, een verjaardagskalender zonder de wintermaanden,
Een groen fluwelen kattenhalsbandje met een tinkelend belletje, een gebroken cherubijn,
Twee folders ter preventie van darmkanker en vijftig ordinaire omineuze tandenstokers.

De oude kruisboogschutter haalt een kam uit zijn borstzak
En kijkt ernaar alsof hij niet meer weet waarvoor het voorwerp dient
Ik zeg: ‘Het is een kam, je hebt nog steeds een weelderige haardos en je bent altijd ijdel geweest.’
De oude kruisboogschutter kijkt betrapt en kamt zijn haren veel vlugger
En hardhandiger dan anders, een eekhoorn komt dichterbij en verrukt ons
We verlaten het bos en drinken rode wijn in de herberg van een fascistische dwerg
Het is mijn keuze om hier te drinken
Toen ik een patiënt was in het gekkenhuis hier in de buurt ging ik elke zondagmiddag
Met Mario naar deze herberg, we spraken nooit over de zin van het leven
Maar altijd over de kleren en de juwelen die we ons niet konden permitteren.

Mario werd poetsman, en nog later werd hij een hype in de kunstwereld
Maar dat kon hij niet aan en hij hing zichzelf op in zijn kleine flat in Sint Michiels
De oude kruisboogschutter zegt: ‘De minnares van mijn vader knipte
Uiteindelijk ook haar vlecht af om mijn infantiele vader te straffen,
Maar hij bleef de liefde met haar bedrijven en hij wikkelde haar vlecht
In een vlag van Moldavië, een land dat hij idealiseerde omdat hij als puber
Zijn eerste pijpbeurt had gekregen van een kermiswaarzegster die half-Moldavisch was.’
Ik schaterlach kort en geeuw, aan de toog zit een ontslagen kraanmachinist
Met een bloedende wijsvinger, een recalcitrante onderwaterlasser heeft hem gebeten.

De oude kruisboogschutter eet een croque monsieur
Hij is mooi, hij weet dat hij mooi is
Ik denk aan de voormalige vrachtwagenchauffeur die versleten is
Omdat hij godganse dagen in containers gevuld met sprottengeraamten
En geknakte infuusstaanders en afgedankte kerststalletjes moest springen
Nu is hij gepensioneerd en drinkt hij pilsjes uit Smyrna en Dresden
Ik slaag er niet meer in om naast hem te zitten
En documentaires te bekijken over incestueuze goudzoekers en sluwe jukeboxverkopers
Het is saai en straks zijn we dodo.

Er komen twee ambulanciers binnen, de magerste lapt de bloedende vinger
Van de ontslagen kraanmachinist op, de andere ambulancier kijkt nieuwsgierig rond
Hij is struis en besnord, een overduidelijke rotzak zonder scrupules en noblesse
We maken oogcontact, ik vraag hem met mijn nerveuze mislukte ogen
Om morgenavond mijn vulva te likken aan de achterkant van de afgebrande schommelstoelfabriek
Mijn boodschap gaat de mist in
Ik bestel nog een glas rode wijn, de ambulanciers verdwijnen
En de fascistische dwerg zegt tegen al zijn klanten behalve tegen mij: ‘Ik hoop
Dat jullie volgende week stikken in een bladerdeeghapje, maar vergeet niet
Om eerst jullie dochters en jullie Ierse mandenweefsters te verkrachten.’

Over de auteur

Delphine Lecompte