Gepubliceerd op: donderdag 7 juli 2022

Delphine Lecompte – De rat was schattig en waardevol, ik blijf erbij: de rat was schattig en waardevol

 

Van mijn negende tot en met mijn twaalfde zat ik op een verloederde Gentse stadsschool met een slechte reputatie. De slechte reputatie had vele redenen: meester Willy van het vierde studiejaar was een fiere en beruchte Holocaustontkenner, juffrouw Sonja van het vijfde studiejaar was een zelfverklaarde kannibaal en bovendien ging ze regelmatig op de schoot zitten van de elfjarige garagistenzoon Jerry en als Jerry schoolziek was dan moest de pijnlijk verlegen Ahmed (de zoon van twee hardwerkende lesbische matrassenverkoopsters) haar pronkzuchtige geilheid opvangen, meester Luc van het zesde studiejaar sloeg tijdens zijn vrije dagen Syrische fietsenmakers en transseksuele coniferenscheerders in elkaar in het Citadelpark en pochte erover tegen iedereen die het horen wilde of niet, één van de poetsvrouwen had haar kind blootgesteld aan onnodige klysma’s en nieroperaties en Bulgaarse tandextracties (Munchausen by proxy heette het, volgens mijn moeder), vier vijfden van de schoolkinderen waren kleptomanen en/of zigeuners, en de meerderheid van het personeel was analfabeet en stichtte graag brandjes in de klaslokalen (om de aandacht af te leiden van hun analfabetisme? Wie weet…). Kinkhoestuitbraken, luizenplagen, en elektrocuties waren schering en inslag.

De turnzaal werd gebruikt door rivaliserende hooliganbendes om hun vetes tot bloedens toe te beslechten, en elke dag bezweek er wel een kind aan voedselvergiftiging of verdrinking. Groepsverkrachtingen en smeercampagnes en stakingen waren er bij de vleet. Het vaccinatieteam, de sociale dienst en het leger des heils sloegen onze school over, ten einde raad. Zelfs de pastoor weigerde onze school nog te bezoeken, en de subsidiekraan werd toegedraaid waardoor we in een vicieuze cirkel terechtkwamen en de situatie alleen maar erger werd. Maar ik ging graag naar het François Laurentinstituut in de Onderstraat, omdat het op honderd meter lag van het huis van mijn bruisende briesende losbandige moeder en mijn sombere gierige antipathieke stiefvader, en omdat mijn kattenkwaad en ernstigere vergrijpen er niet opvielen want alle kinderen van de Onderstraat waren ongeleide projectielen en lijmverslaafde delinquenten zoals ik daarnet al zei, en bijna alle persoonsleden waren gulle scrupuleloze analfabetische pyromanen zoals ik daarnet ook al aanhaalde.

Niemand tikte je op de vingers, aangezien niemand over enige morele autoriteit of geloofwaardigheid beschikte. Zelfs de lerares katholieke godsdienst was geen onbeschreven blad. Wel integendeel, zij was het ergst! Zij had toen ze tweeëntwintig was drie bloedmooie alchemistische trompettisten gewurgd in een duikboot in Bratislava. Al beweerden sommigen dat de moordmethode geen wurging maar een dolle aanval met een Byzantijns broodmes was geweest. En de duikboot werd bij sommige vertellers een folkloremuseum en bij andere vertellers met meer verbeelding de geblokkeerde lift van een schommelstoelfabriek. En de drie bloedmooie alchemistische trompettisten werden soms veranderd in naïeve boerse bijgelovige paardendieven of in joviale ontwapenende anemische goudsmeden.

Ik kwam goed overeen met de lerares katholieke godsdienst, ze had me de drievoudige wurging in geuren en kleuren uit de doeken gedaan. En dus wist ik dat de plaats delict simpelweg het parkeerterrein van een naargeestige struisvogelkwekerij was geweest. Niet in Bratislava, wel in Novosibirsk. Maar de drie bloedmooie alchemistische trompettisten, die klopten: dat was de waarheid en niets dan de waarheid. Mijn moeder wist niet hoe erg de school eraan toe was, of het kon haar niets schelen.

Over de auteur

Delphine Lecompte