Gepubliceerd op: zondag 3 juli 2022

Delphine Lecompte – Botulisme en dansen op het slappe koord

 

Nu ben ik bang, nu denk ik aan botulisme
Mijn buren zijn kapitalisten en metselaars, en alles daartussen
In het park ligt een dode rivierkreeft, nooit eerder zag ik een dode rivierkreeft
Precies een bewoner van een andere planeet
De mystieke chrysantenkweker betreedt het park met zijn minnares
Een Hondurese koorddanseres op haar retour, hij leerde haar kennen
Tijdens de jaarlijkse tombola van de plaatselijke lauriervereniging
Ze is een nagelbijter en elke ochtend moet ze 37 verschillende parkeermeters strelen
Om het boze oog af te weren, ik wil bemoedigende pantoffels voor haar kopen
Maar ik ken haar niet goed genoeg.

In de wachtzaal van mijn kribbige dermatoloog lees ik een stripverhaal
Dat de Incacultuur geweld aandoet
Ik heb me vergist
Ik moet hier pas volgende week zijn
Ik verlaat de wachtzaal en drink een fles witte wijn
Op de drempel van de wanordelijke wekkerwinkel waar ik werd verwekt
Maar ik werd op zodanig veel plekken verwekt: in een circustent,
In een Roemeense luchterwinkel, in de fietsenstalling van het oogziekenhuis,
In de decadente woonkamer van een bedlegerige Cobraschilder, in de duinen,
In een naargeestige struisvogelkwekerij, op het parkeerterrein van een hertenragoutfabriek,
In de geblokkeerde lift van een bakkerijmuseum, in herberg De Wellustige Miereneter,
Tussen de rattenvanger en het vliegend tapijt in het knullige pretpark van mijn vaders kindertijd,
In een Bulgaars vogelopvangcentrum, in de werkplaats van een vermaledijde touwslager,
Aan de achterkant van een spookbenzinestation, in een filmwoestijn, in een kreeftentank.

Ik zeg tegen mezelf: ‘Je bent een bittere giftige venijnige oude vrouw geworden Delphine Lecompte!’
Maar ik vind het niet erg dat ik die vrouw ben geworden
Plots heb ik honger als een paard
Ik ruk een broodje tonijnsalade uit de klauwen van een passerende melancholische baggeraar
Ik peuzel het broodje op en ik verslind de baggeraar met huid en haar
Een pedante onderwaterlasser spreekt me aan, hij wil weten waar ik werd geboren
Ik antwoord: ‘In de keuken van een bloedmooie alchemistische trompettist.’
De onderwaterlasser zegt: ‘Ik ook! Er kroop een pissebed in de mond van mijn moeder,
Ze stikte en een beetje later stond er op haar doodscertificaat dat ze in het kraambed
Was gestorven, maar dat klopt dus niet helemaal.’

Ik drink een tweede fles wijn, rode wijn deze keer
Op het etiket staat een misantropische molenaar
Maar gelukkig ook een sympathiek ezeltje dat grijnzend naast een bijenkorf staat
Is de molenaar dan geen imker?
Nee
De pedante onderwaterlasser wil maar niet weggaan
Hij spreekt over zijn tante die eens op Pinkstermaandag een opgezwollen blik
Schorseneren soldaat maakte en bezweek aan botulisme, het was vreselijk.

‘Voor wie?’ vraag ik
‘Voor mij, we zouden op reis gaan naar Istanbul
Ik had de reis nauwgezet voorbereid en ik had een betrouwbaar adres gekregen
Van een kennis, een betrouwbaar adres waar ik een haartransplantatie zou laten uitvoeren.’
De pedante onderwaterlasser is inderdaad kaal, maar het staat hem
Het begint te regenen en we lopen een cinemazaal binnen, lukraak
Een kleine pittige Joodse vrouw in een trouwkleed
Maakt zich kwaad op een lange ranke ex-mandenweefster met een pruilmondje,
Een uitgesproken kin, en een lege winkelkar, ze staan op de dijk
De achtergrondmuziek is prachtig: bombastisch en hartverscheurend.

De pedante onderwaterlasser legt zijn hand op mijn buik
Mijn buik is bol omdat ik schijnzwanger ben
Mijn zoon zal nooit in Paraguay een goochelaar afslachten of genadig wurgen
Hij zal erg veel houden van alpaca’s en van cipressen en van metronomen
Die blijven haperen en van schilderijen waarop stierenvechters het onderspit niet delven
Maar het meest zal hij houden van mij, dat lijkt mij vrij normaal.

Over de auteur

Delphine Lecompte