Gepubliceerd op: zondag 5 juni 2022

Delphine Lecompte – Sleepboten en sinistere sprookjesfiguren

 

De melancholische baggeraar spreekt gulzig en hijgerig over zijn sleepboten
Hij verliest zijn melancholie wanneer hij over zijn sleepboten spreekt
We staan naast de rattenvanger van Hamelen in een mistroostig pretpark
Waar ik al naartoe ging als kind, de rattenvanger was hol en snerend toen ik kind was
Je kon tegen zijn schenen schoppen en dan kantelde hij, kapseisde hij, en soms verloor hij een oor
Nu is hij verbiedend en zwaar en stevig in de grond gemetseld, zijn oren zitten weggestoken
Onder een stomme muts, van kleur verschoten
Ik eet een puntzak gevuld met wanstaltige oliebollen die op levendige en scrupuleloze
Dwergteckels lijken, nee nee nee!
De oliebollen lijken op de vergiftigde en verkeerd begrepen knaagdieren van een Bretoense Havenstad, ik was er in 1993 met mijn moeder, ze probeerde toenadering te zoeken
Maar ik beweerde dat het te laat was en ik viel haar aan met een stuk lavendelzeep.

De melancholische baggeraar heeft zijn enige zoon in elkaar geslagen lang geleden
Een dag later bezweek de zoon aan een koolmonoxidevergiftiging in de badkamer
Van zijn vader en zijn kersverse stiefmoeder
De melancholische baggeraar stond in de kelder tussen kweepeerbokalen
Toen zijn zoon aan het sterven was, hij was zijn misdaadroman aan het afwerken
Staand, ja
Maar na de dood van zijn zoon gooide hij zijn afgewerkte misdaadroman in de open haard
En daarna zei hij tegen zijn tweede vrouw: ‘Hoepel op en zet je klauwen in een andere baggeraar,
Een vrolijke baggeraar met belachelijk veel sleepboten en geen enkele dode zoon!’
Maar de tweede vrouw had geen klauwen en vanaf die dag is ze wijselijk uit de buurt
Van baggeraars gebleven, ik voel me misselijk en braak achter het deerniswekkende spookhuis.

Ik was een bang kind
Bang om te stikken en ontvoerd te worden
Bang van spoken, spinnen, baarzen, laarzen, tuinmannen, meubelmakers, hertenragout,
De wanhoop van mijn vader, de sleutelbos van mijn grootmoeder, te fijne sneeuw, en prikkeldraad
Ik ben nog altijd bang, maar niet meer van de wanhoop van mijn vader
En mijn grootmoeder is naar de eeuwige jachtvelden gegaan, haar sleutelbos is een sentimenteel
En onschadelijk aandenken geworden, vroeger waren sleutels kloek en elegant
Ze moesten hun taak volbrengen (mensen en zaken opsluiten)
Maar ze moesten ook onze ogen strelen, in het oog springen, sinistere ornamenten zijn.

‘Hou van mij,’ eist de melancholische baggeraar
Hij is naast me komen staan en hij kijkt vertederd naar mijn braaksel
Alsof zijn toekomst daar te lezen staat
Het is een comfortabele luxueuze en pijnloze toekomst
Met mij erin als bedeesde gehoorzame broze aardige geheimzinnige vrouw die bouillon maakt
Met garnalenhulzen en langoustinekopjes
En er zitten altijd minstens vier kuipen frambozensorbet in de diepvriezer
Maar de badkamer blijft een groot taboe en onze katten leven niet lang.

Ze worden zelden ouder dan zeven maanden
Dan vind ik ze op een ochtend in de tuin, in het gras onder de waslijn
Hun schedeltjes zijn verbrijzeld met een spade
En ik wil iemand haten, ik wil de dader haten, ik ken de dader
Hij is een melancholische baggeraar die houdt van visbouillon en frambozensorbet
Hij had een zoon en hij heeft zijn zoon in elkaar geslagen
Maar had hij geweten dat de boiler het de volgende dag zou laten afweten
En dat zijn zoon het slachtoffer zou worden van die verfoeilijke gierende boiler
Dan stonden we hier niet een toekomst te plannen
Aan de achterkant van een spookhuis, roerend met een stokje in een plas braaksel, mijn braaksel.

Het is moeilijk om de melancholische baggeraar te verafschuwen
Hij voelt zich nog steeds zo ontzettend schuldig over de dood van zijn zoon
Zelfs wanneer hij gulzig en hijgerig over zijn sleepboten spreekt
Zie je in de groeven van zijn voorhoofd pijn en pijn en pijn en pijn
We roeren tot de zon ondergaat en de rattenvanger de bloemetjes buitenzet
Samen met de andere sinistere sprookjesfiguren, het is mooi om te zien.

Over de auteur

Delphine Lecompte