Gepubliceerd op: zondag 19 juni 2022

Delphine Lecompte – Gedicht over afzien als een kwal

 

Ik zit naast een gesluikstorte koelkast zonder vriesvak in de duinen
Ik zie af als een kwal, het begon toen ik vijf was
En in de bus zat met mijn bikkelharde spitsvondige keizerlijke moeder
Een oude vrouw met een versleten bontkraag werd gepest
Door een jonge pas ontslagen scheepshersteller, mijn moeder kwam niet tussenbeide
De oude vrouw begon te huilen, we verlieten de bus
Mijn moeder kocht verrukkelijke servetringen voor zichzelf
En een blind donkerbruin pluchen konijn in Victoriaanse klederdracht voor mij
Ik kon de tranen van de oude vrouw niet uit mijn hoofd zetten, zo begon het lijden.

De oude kruisboogschutter staat op een golfbreker met een dokterstas vol clownsneuzen
De tas stond deze ochtend op zijn drempel
Ik zei: ‘Het is onheilspellend.’
Maar hij haalde zijn schouders op, maakte een pan paddenstoelen met bieslook soldaat
En een koude witte pens die op een roerloze panische halsbandlemming leek
Na zijn walgelijke ontbijt zei de oude kruisboogschutter: ‘Nu neem ik je mee
Naar een badstad, kijk niet zo angstvallig en gekweld naar de dokterstas!’
Een schizofrene alpacafokker streelt mijn haren en daarna zijn eigen haren
Op zijn handrug staan doodvermoeide kompels en windhonden, gevangenistatoeages.

Ik sta recht en geeuw, de oude kruisboogschutter gooit de dokterstas in de zee
De clownsneuzen blijven drijven, ze zullen in de muilen van heilige baarzen
En kinderlijke haaien terechtkomen, de baarzen en haaien zullen stikken
Maar ergens in een ziekenhuis heeft een sukkelachtige ex-kooivechter uit Oostakker
Kinderen met leukemie ooit een zorgeloze middag bezorgd
Met die 67 clownsneuzen en dat is alles wat telt
Ook al deden de meeste kinderen alsof ze plezier beleefden
En de middag kroop tergend traag voorbij en ‘zorgeloos’ is het juiste woord niet.

We keren terug naar Brugge
In de auto zingt de oude kruisboogschutter een Bretoens liedje
Over een bipolaire visser die spijt heeft dat hij altijd zo ongeduldig was
Met zijn hypochondrische vader zaliger die in een pretpark van een ladder viel
En zijn nek brak, de ladder was geen attractie
De ladder stond daar klaar voor een stugge mecanicien die het vliegend tapijt kwam herstellen
Het pretpark was niet verantwoordelijk, de laatste maaltijd van de vader was een suikerspin
De vader was geen bipolaire visser zoals zijn zoon, de vader was een hypochondrische molenaar.

Ik zie een sereen magnifiek schimmelpaard en een mistroostig frietkraam Leandro genaamd
Ik zwaai naar de joviale Moldavische stukadoor die op zijn wekelijkse portie
Frieten en kippenvleugels en bitterballen wacht
Zijn fastfood is heet, hij kan niet terugzwaaien
Leandro zwaait in zijn plaats
We rijden verder en ik zie opnieuw een schimmelpaard, maar dit exemplaar is onrustig
En chagrijnig, en hij schijt op zijn eigen hoeven, allesbehalve sereen en magnifiek.

Dan zijn we terug in Brugge
Ik werd hier niet geboren
Maar ik regelde hier mijn eerste abortus
En ik onderging hier vijf tandextracties, 26 vernederende sollicitatiegesprekken
In 25 surrealistische kiwibedrijven, en een miltverwijdering in een sinistere hertenragoutfabriek
In de keuken van de oude kruisboogschutter was ik mijn vuile handen op gewelddadige wijze
De zon gaat onder en ik zeg luidop: ‘De Z van Zoeloe, de O van ooievaar
En de N van bij nacht en ontij.’

De oude kruisboogschutter lacht ongemakkelijk
Hij ziet er plots schattig en slordig en schuldig en ontwapenend uit, schuldig
Als een achtjarig jongetje dat in de kruidenierswinkel van het dorp
Zijn eerste pakje kauwgom heeft gestolen, maar hij heeft zich vergist
Het is de verkeerde soort, je kan er geen bellen mee blazen
Hij brengt de kauwgom terug en geeft zichzelf een pak slaag in een bunker.

Over de auteur

Delphine Lecompte