Gepubliceerd op: donderdag 21 april 2022

Delphine Lecompte – Markttaferelen onschuldig begonnen

 

De dag begint beloftevol: de voormalige vrachtwagenchauffeur heeft geen kater en hij stelt voor om naar de markt te gaan. Het is zaterdag. Normaal gaan we nergens heen, normaal gesproken slaapt de voormalige vrachtwagenchauffeur zijn roes uit tot 1u ’s middags, sloft dan naar de buurtwinkel om pilsjes en tabak, kijkt met of zonder mij naar documentaires over messenslijpers uit Michigan en naar B-films met Nicolas Cage. Als ik meekijk naar de B-films en de documentaires slingert hij vanaf 17u verwijten naar mijn kop. Als ik niet meekijk propt hij zichzelf vol kip, boerenpaté, schorseneren in room, colalolly’s en zachte citroencakejes. Dat laatste is beter voor hem. Voor ons.
Het valt nooit te voorspellen naar welke kant de dag zal hellen, maar mijn reactie is altijd dezelfde: op de dronken verwijten reageer ik woedend en gewelddadig (asbakken sneuvelen en soms vallen er klappen, ik ben helaas degene die de klappen uitdeelt), op de kweekkip en andere rommel reageer ik moederlijk betuttelend bemoedigend melancholisch; ik neem afscheid op de drempel met knorrende maag en wandel sterfelijk, eenzaam, hongerig en verward naar mijn kleine huurhuis in de Jan Miraelstraat.

Maar vandaag, wat een dynamisme! De voormalige vrachtwagenchauffeur staat te popelen om te vertrekken. De nieuwe shampoo met granaatappel en koninginnenbrij heeft werkelijk gedaan wat hij beloofde te zullen bewerkstelligen op het etiket: de haren van de voormalige vrachtwagenchauffeur ogen weelderiger en glanzender en gezonder. Alle schilfers zijn weg, prachtig, schilfers kunnen we missen als de pest. Ben ik nog verliefd op de voormalige vrachtwagenchauffeur? Ja. Is de voormalige vrachtwagenchauffeur nog verliefd op mij? Nee. Ik ben dan ook fel achteruitgegaan op fysiek vlak: ik ben vermagerd en mijn huid is (door blootstelling aan de zon en door het chronische slaapgebrek) trekkerig en rimpelig geworden. Mijn wenkbrauwen zijn weg, mijn ogen tranen en er loopt constant snot uit mijn grote scheve neus. Ik beperk me nu tot mijn gezicht, maar de rest van mijn lijf heeft ook vele smetten en mankementen. Gelukkig ben ik twintig jaar jonger dan de voormalige vrachtwagenchauffeur, en mijn gebit is wit en sterk en uitstekend, geen tandsteen en geen bloedend tandvlees.
Wit nee, mijn tanden zijn nooit wit geweest. De voormalige vrachtwagenchauffeur heeft nog maar een stuk of vier tanden. We zijn dus allebei min of meer wrakken, maar de voormalige vrachtwagenchauffeur is groot en stoer en autonoom en ‘imponerend’ (zo omschreef mijn beste vriendin Lara hem eens).

We vertrekken met twee stevige boodschappentassen. Eigenlijk mag ik helemaal niet naar de markt gaan, eigenlijk heb ik een afspraak met de stadsbeiaardier. Ik heb hem beloofd om vandaag de toren te beklimmen en een beiaardierconcert bij te wonen, maar het lijkt me vreselijk. Vreselijk intiem en claustrofobisch en hels en lawaaierig, maar vooral: veel te knullig en te folkloristisch. Dus: loop naar de maan, dekselse beiaardier! Ik druk me weer eens veel te beschaafd uit.
De zon schijnt en in de Noordzandstraat koopt de voormalige vrachtwagenchauffeur een pet van Texas en een luguber vissershoedje, I Know What You Did Last Summer. Dan steken we over en lopen we naar een parallelle straat, een drukkere straat. In de Steenstraat koopt de voormalige vrachtwagenchauffeur een Zweedse zaklamp en een haarborstel met een fuchsia handvat. Seksistisch als ik ben vraag ik: ‘Wil je geen haarborstel met een donkerblauw handvat? Donkerblauw is mannelijk, en fuchsia is… eerlijk gezegd misselijkmakend.’ Maar de voormalige vrachtwagenchauffeur fronst slechts en blijft bij zijn oorspronkelijke keuze. Ik haal geld af en geef een bankbiljet van vijftig euro aan de voormalige vrachtwagenchauffeur, voor het lugubere vissershoedje. ‘Merci, molletje.’

Dan bereiken we eindelijk het vulgaire schreeuwerige gemene corrupte klatergouden paradijs: de markt. Overdreven? Nee. Treurig is de man die aan de straatstenen zijn strijkijzerplankhoezen niet kwijtgeraakt, hij doet nochtans zo zijn best. Al decennialang, want hij is schor en dodelijk vermoeid. De hel? Nee. Magnifiek zijn de hoenderen met de witte kuiven, maar ook de Bretoense hanen en de doodnormale bruine kippen met verassend pientere blik vertederen mij, en ik wil ze adopteren. Het is grappig of schokkend, maar de dieren kijken me plots bijzonder vorsend en kritisch aan, net op het moment wanneer de gedachte aan adoptie door mijn hoofd schiet. Ze weten dat ik de zorg voor hen niet zou aankunnen en dat het antipathieke misantropische kreng Bernadette op zoek zou moeten gaan naar warme betrouwbare opvanggezinnen. Maar ze is geen kreng, Bernadette, en het is goed dat ze zich bekommert om weerloos pluimvee, maar ook om: merels, katten, geiten, Ierse windhonden, en om de baardagamen en andere reptielen van vervloekte zielloze wrede achterlijke lachgasjunkies.

De voormalige vrachtwagenchauffeur probeert clementines te kopen bij het goedkoopste fruitkraam, maar iedereen dringt voor en hij krijgt het op zijn heupen. Kwaad en verbolgen stuift hij naar het duurste fruitkraam, hij koopt clementines die op sinaasappels lijken voor zijn nijdige bipolaire gokverslaafde zoon, de ex-postbode over wie ik soms droom. Altijd erotisch. En steeds in de buurt van water, naast een sluis of op een boot.
De exorbitante prijs van de clementines kwelt de voormalige vrachtwagenchauffeur en hij drinkt zijn eerste pintje, het is 11u, de terrassen zitten vol mensen die al aan het drinken zijn. De meesten drinken zwaar donker bier met kleine geënerveerde hondjes en omineuze garnaalhulzen onder de tafels. Ik drink niets, ik ben heilig. Ik kijk naar mijn mobiele telefoon: twee gemiste oproepen van de beiaardier. Hij heeft niet eens de moeite genomen om een bericht in te spreken: waar blijf je trut? Je had beloofd te komen, we zouden samen de trappen bestijgen naar de nauwe sprookjesachtige toren, en je zou vol ontzag luisteren naar mijn zalige opdringerige obsolete metalen klanken.

Tot slot kopen we koeken en snoepgoed, we krijgen een kaart met één stempel van de lieve piepjonge verkoopster die een beetje lijkt op Bieke, de ernstige kaarsrechte studente vroedkunde die mij eens een postzegel gaf in de winter van 2008 toen ik ontredderd was en een postzegel nodig had. Nog negen stempels, nog negen marktbezoeken en we kunnen kiezen tussen een sponzen handdoek en een rugkrabber. Wat zal het worden? Een sponzen handdoek of een rugkrabber? Omdat ik nog relatief jong ben zeg ik sponzen handdoek, de voormalige vrachtwagenchauffeur die sinds enige tijd vreest dat hij huidkanker heeft zegt rugkrabber.
Hoe het ook zij: we weten allebei dat we deze uitstap niet rap zullen herhalen. We keren terug naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur. We nemen een korte rustige niet-commerciële weg via de Beenhouwersstraat en dan door het Sebrechtspark. De voormalige vrachtwagenchauffeur rookt een sigaret op een bank en ik mag een dichtbundel signeren. Het werkt de voormalige vrachtwagenchauffeur op de zenuwen wanneer ik word herkend, dan steekt zijn bitterheid de kop op. Zijn bitterheid is hatelijk. Ik word er moedeloos en razend van.

Terug thuis kijken we naar een programma over jonge gekwetste opstandige arbeidsongeschikte getatoeëerde mensen die samen een camping moeten runnen, om de kijkers te bewijzen dat ze iets in hun mars hebben. De voormalige vrachtwagenchauffeur drinkt zijn elfde pint en huilt.
‘Waarom huil je?’ Vraag ik.
‘Waarom huil jij niet?’
‘Omdat ik niet ontroerd ben.’
‘Jij bent hard en liefdeloos!’
De kip, de boerenpaté, de schorseneren, de colalolly’s en de zachte citroencakejes zullen deze avond op het aanrecht blijven staan. Ik ga naar huis en kruip in bed, maar ik kan de slaap niet vatten omdat ik de voormalige vrachtwagenchauffeur wil vermoorden.
Ik sta op om 2u ’s nachts en schrijf een gedicht.
Ik wil de voormalige vrachtwagenchauffeur nog steeds vermoorden.
Ik sms hem dreigend en kwaadaardig dat ik zal kakken in zijn lugubere vissershoedje en dat ik de veel te dure clementines zal reduceren tot pulp.
Pulp.
Het woord maakt me vrolijk.

Over de auteur

Delphine Lecompte