Gepubliceerd op: maandag 21 maart 2022

EI 312: Nisrine Mbarki – Oeverloos

 

mijn moeder treedt regelmatig buiten haar oevers
zoals jij ook doet
wanneer de weg van waterloop tussen hart en geest
wordt verduisterd
door nevel of kortsluiting
niet alleen in het regenseizoen
ook de zomer en de lente kennen hun abrupte wolkbreuken
razende moessons zelfs

mijn broers graven diepe geulen om haar op te vangen
apathisch bewerkt mijn zus boomstammen met een scherpe bijl
en bouwt dammen
schoonzussen rapen hun kinderen bij elkaar en gillen stilletjes
daarna tillen zij hun jurken tot kniehoogte op
haar zussen sussen door de telefoon
zeven tegelijk in moedertaal
haar moeder gromt zacht en likt de waanzinnige wonden
die niemand ziet
terwijl mijn moeder meerdere vaders tegelijk hoort spreken

de kleinkinderen proberen haar voor hun verjaardag uit te nodigen
maar oeverloos water kent geen kleinkinderen

regen wordt verbannen
artsen verbieden het wateroppervlak te spiegelen
alle onheilspellende woorden die ze niet verstaan
gooien ze overboord
schaduw en droom worden uit het woordenboek geschrapt
over de grens gezet
met morfine worden magische wezens verdoofd

de kracht van mijn moeder is ongekend en overstroomt spectaculair
het land
sleurt alles mee ondanks het leger maatregels van liefde

oevers zijn niet voor dromers
het verstand zal zwijgplicht krijgen
in stilte verzuipen
wezens zullen
vrij zwemmen

wij zijn water

wij vrezen onszelf

 

Dit gedicht is het eerste in het hoofdstuk “geografie” en ‘Oeverloos’ is ook de titel van de bundel. Iets dat geen oevers heeft, heeft geen randen of afbakening, er zit geen grens aan.

In de eerste regel treedt, net als bij een rivier, de moeder van de schrijfster regelmatig buiten haar grenzen. Het oeverloze is dus de moeder van de schrijfster. Wat is er aan de hand als er buiten de oevers wordt getreden? In de vijfde regel is er ‘nevel of kortsluiting’, die plaatsvindt in regel drie, op ‘de weg van waterloop tussen hart en geest’. De combinatie van geest en hart zou die van passie en rationaliteit kunnen zijn.

De tweede regel spreekt ons aan:’zoals jij ook doet’. De eerste strofe lijkt terugkomende manische aanvallen te beschrijven. Een moeder die buiten haar grenzen gaat omdat de weg tussen de rationele geest en het hart verduisterd is. Waar bij de moeder ‘regelmatig’ staat, staat dat bij de aangesproken ‘jij’ niet. Is het voor ons een constante staat van zijn?

De tweede strofe vertelt over de maatregelen die worden genomen door de omgeving van de moeder van de schrijfster. De mensen om haar heen kennen het, weten wat ze moeten doen, ze gaan er ‘apathisch’ mee aan de slag. Later wordt duidelijk dat alles ondanks de maatregelen wordt meegesleurd. De moeder hoort ‘meerdere vaders’ spreken terwijl zeven zussen sussen in moedertaal. Zijn de vaders de oorzaak? Niemand ziet de wonden, alleen de moeder van de moeder, degene die de vaders of in ieder geval één ervan heeft gekend. De oma ‘likt de waanzinnige wonden’, weet ze dus te vinden wat impliceert dat die weet wat er gebeurd is.

De strofe over ‘de kleinkinderen’ is kort, twee regels maar. Maar de kleinkinderen kent de moeder ook niet. Kleinkinderen die hun oma willen zien, gewoonlijk is een oma de verwenner van kleinkinderen maar hier lijken de kleinkinderen geen contact te kunnen krijgen. Alsof alles wordt opgeslokt door het water dat geen grenzen kent.
Tot hier zijn de personages familie, generationeel, moeder van moeders, zussen, broers, vaders en kleinkinderen. Allen raken ze aan de staat van overstroming.

Na de kleinkinderen komen de artsen. Die verbannen en verbieden de regen en het ‘spiegelen van het wateroppervlak’. De mentale staat van de moeder moet onder controle gebracht worden. Artsen behandelen, maar de taal lijkt het niet eens te zijn met hun methoden. De artsen verstaan de woorden niet en gooien, schrappen, zetten en verdoven alles wat ze niet begrijpen, het magische wezen. Hier wordt de moeder voor het eerst ‘magische’ genoemd, een omslag in de manier waarop we naar haar kijken. Is dit ook de omslag die we breder moeten zien? Gaat het erover dat we mensen met ‘kortsluiting’ anders moeten zien? Wil de schrijfster de magie van haar moeder behouden of maken de artsen haar kapot, ontmenselijken ze haar?

Na deze omslag komt de kracht van de moeder aan bod, die ongekend en spectaculair is. Positief van toon lijkt het een ode te zijn. Weer is er land, als een rivier buiten haar oevers treedt, sleurt de overstroming alles mee. Sleurt de moeder haar huidige omgeving mee of heeft ze trauma’s van vroeger meegesleurd naar nu? Het lijkt langzaam over te vloeien in een oproep: ‘Oevers zijn niet voor dromers’. Deze strofe lijkt te zeggen dat we niet alleen naar ons verstand moeten luisteren maar onze dromen moeten volgen om vrij te zijn, ons niet vast laten ketenen aan wat we van anderen (de ‘artsen’?) moeten.

Het gedicht sluit af met ‘we vrezen onszelf’. Vanuit hier bezien zou het kunnen gaan om het loslaten van de ankers die je op je plek vasthouden en je dromen te volgen. Of is het een oproep voor een andere omgang met mensen die een trauma of depressie of een andere vorm van mentale ‘kortsluiting’?
Het gedicht zelf lijkt ook op water. Het is niet vast te grijpen en lijkt zich niet te laten begrenzen door eenduidige interpretatie. En daarmee lijkt het ook te willen zeggen dat we dat niet moeten willen. De strofe met de artsen forceert, gooit overboord wat ‘ze niet verstaan’. We moeten de magie haar weg laten gaan, niet bang zijn om te verdwalen in interpretaties en over te stromen in betekenis. In die zin lijkt het gedicht ook iets over poëzie te zeggen.

 

oeverloos

 

Oeverloos
Nisrine Mbarki
Uitgeverij Pluim
ISBN 9789493256330

Over de auteur

Maarten Visscher

- is chef boeken bij 8Weekly en schreef tijdens zijn studie voor verschillende studententijdschriften die nu niet meer bestaan. Hij hoopt dat OoteOote niet hetzelfde overkomt.