Gepubliceerd op: zaterdag 19 maart 2022

Eerste Liefde Feuilleton – aflevering 2

 

 

Jongens en meisjes speelden met elkaar op een van de met welig gras begroeide, op bouwen wachtende percelen in de nieuwbouwwijk. Hoe prettig ik het vond als er jongens én meisjes waren. Nog plezieriger als alleen de meisjes er een keer waren: Mieke (die mij het meest lag) , haar jongere zus Hilde, Gertje en een ander Mieke, die een keer flauw viel toen ze me kwam bezoeken en het gestold bloed van mijn lelijke hoofdwonde zag. Een wilde jongen was op mij gesprongen en ik was slecht op het asfalt terechtgekomen.

Ik kon hen entertainen, al zal ik dat woord nog niet hebben gekend. Verhalen verzinnen, leuke dingen zeggen, ze aan het lachen brengen. Ze dweepten met me. Hun ouders gaven me de bijnaam ‘Erik, de ridder van het Roelandsveld’. Zo heette de nieuwe wijk. Toen wist ik nauwelijks wat ze bedoelden: met houten zwaarden speelde ik toch met de jongens? Wat speelden wij? Ik weet het niet meer. Doktertje hoorde er zeker ook bij. Zonder enige bijgedachte, kuis. Later, toen ik Nederlands doceerde, snapte ik het: de hoofse minne. Hoezeer die ook de jongste generaties leerlingen, soms al ‘van alle reis terug nog voor de reis begonnen’, bleek te fascineren. De onschuld, het aards paradijs – vóór de beet in de appel.

Luc dus, die alles van techniek wist en soms dingen vertelde die hij van zijn veel oudere broer Mark had gehoord. ‘Kende gij het verschil tussen kinderen en een bloemkool?’ Ik: ‘Nee?!’ Hij: ‘D’r is geen verschil: ze worden alle twee met witte saus gemaakt.’ Ik begreep het niet, deed alsof ik hem snapte. Joris en Wilfried, een tweeling, hun vader was een dikke gemoedelijke drukker, hadden twee broers die al in de twintig waren. Zij wisten nog veel meer.

‘Erik, ge moet vanavond thuis ne keer zeggen: “Mijn vader plant zijne wortel in ’t hofke van mijn moeder.” Herhaalt da ne keer. Zegt het nog ’s! Gaat ge ’t doen? Ge moet dat doen hè.’ Het voelde raar. Die avond klonk het van: ‘Uw moeder heeft voelhorens. Ik zie dat ge met iets zit. Ge moet het mij vertellen.’ Toen zei hij die zin waarvan hij de betekenis niet doorhad. ‘Die Joris en Wilfried zijn geen goede vrienden voor u!’, zei moeder verontwaardigd. Ik snapte niet waarom mijn ouders boos waren.

Voorlichting kreeg ik niet van hen. Wanneer ze niet thuis zijn, snuffel ik een keer in de donkerhouten commode op hun slaapkamer. Vind er een splinternieuw boekje met als titel Een jongen wordt man. Wel tien jaar later interesseer ik me een tijdlang voor de antipsychiater R.D. Laing. Ik lees zijn boek The Divided Self. Stuit op een paar bladzijden over double bind. Ik krijg een onbehaaglijk gevoel iets te herkennen.

Als de productie van geslachtshormonen in gang is gezet, krijgen die gevoelens langzamerhand hun volwassen gedaante. Totdat in onze cultuur veilige voorbehoedsmiddelen alom beschikbaar kwamen, waren adolescenten gedwongen tot seksuele onthouding. De dreiging van zwangerschap maakte seksuele contacten ‘gevaarlijk’ .

Jongeren van nu kunnen hun seksuele verlangens in daden omzetten en dat doen ze ook. Dat wil niet zeggen dat zij zo maar met iedereen naar bed gaan. […] Van de 16- tot 24-jarigen vindt overigens zeventig procent dat seks iets intiems is, dat niemand anders iets aangaat. Hooguit praat je er wel eens over met je moeder.
(Rita Kohnstamm, Kleine ontwikkelingspsychologie, III. De puberjaren, 3e druk, Bohn Stafleu van Loghum, Houten 2009, p. 27)

Eén keer probeerde ik, moet twaalf of dertien zijn geweest, met mijn moeder te praten over iets wat me dwarszat. Dat als ik in bed met mezelf speelde er soms niets uitkwam. ‘Er moet niks uitkomen!’ zei zijn moeder kortaf. ‘En ge moet niet met uzelf spelen. Ge moet van uw – welk woord gebruikte ze, heb ik het verdrongen? (‘ding’ denk ik) – afblijven en in bed uw handen boven het laken houden!’ Ik voelde me onbegrepen.

vlek

 

Morgen de volgende aflevering van dit Eerste Liefde Feuilleton.

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)