Gepubliceerd op: vrijdag 18 maart 2022

Eerste Liefde Feuilleton – aflevering 1

 

Wie zwijgt, is niemand. Wie spreekt, wordt niet iemand maar iedereen.
(taalwetenschapper en -filosoof Flip G. Droste, Het taaldier mens, 1974)

frulings erwachen

 

Er zijn heel veel manieren om in het leven te staan en ervan te houden. Wat is normaal? Bij dat woord denk ik: als ik ooit een autobiografisch lexicon schrijf, zal er een lemma zijn dat heet: ‘Kwetsende opmerkingen’. Het woord ‘normaal’ wekt ze tot leven.

Tijdens een retraite zei een brutale puber ’s avonds aan de bar, nadat ik hem een uitbrander had gegeven omdat hij al te veel gedronken had: ‘Zeg, kunde gij nu nooit ’s normaal doen?’ Onze dochter die aan een vriendin die was blijven eten achteraf vroeg wat die van d’r papa (mij dus) vond: ‘Hij is vriendelijk maar ne rare.’ Verder terug, mijn ouders: ‘Ge moet niet zo (ik weet al niet meer wat, het was een werkwoord)! De mensen gaan denken da ge nie normaal zijt.’

In niet-seksuele zin anders zijn. Je anders voelen. Dat weten en niet weten wat je eraan moet doen. Je wilt graag erbij horen, zoals alle mensen. Dat het blijkbaar niet kan.

Als kind, al voor de lagere school, speelde ik ook graag met meisjes. Gerda, een jaar ouder, die over de wel dertig meter brede braakliggende strook in Humbeek, tussen onze huizen, vanuit hun tuin riep: ‘Eeeee-riiik! Komde gij nie speee-len?’ Ik geloof vast dat zij mijn ‘eerste liefde’ was. Ik was een jaar of vier-vijf. De overburen hadden twee jongens, ongeveer mijn leeftijd. Echte belhamels, ruw en vies. Ik voelde me bij hen niet op m’n gemak.

Tien jaar later trad de kleinkunstzanger Miel Cools op in onze Vlaams-Brabantse gemeente. Ik wist dat Gerda, we bezochten het gezin immers nog geregeld toen we waren verhuisd, van zijn liedjes hield. Raapte al mijn moed bijeen, ging de bard met baard om een handtekening vragen. ‘Voor wie?’ vroeg hij. ‘Schrijft u maar: voor Gerda.’ ‘En wie is dat?’ Mijn ouders stonden erbij en antwoordden in mijn plaats: ‘Zeg maar: mijn suikertante!’. Lachten superieur, enige spot in hun stem. Altijd die afweer, zelfs als grap.

Op mijn zesde verhuisden we naar een randgemeente ten westen van Brussel die later – strijdlustig tegen de Brusselse verfransende olievlek – de slogan ‘DILBEEK. Waar Vlamingen thuis zijn’ in het vaandel droeg. Ik sloot er snel veel vriendschap met jongens: de basisschool was toen nog niet gemengd (lees: enkel jongensschool). Het verliep gemakkelijk op die leeftijd: Luc die toen al weg was van techniek en me de beginselen van de transistorradio uitlegde, Guido en zijn jongere broer wiens naam ik ben vergeten – ze waren dol op ridderhelmen, zwaarden en schilden. Leo, die verder af in de Kloosterstraat woonde, een lange afdalende asfaltweg. Zijn vader was glaskunstenaar; ik vertoefde er graag, ze hadden een modern huis met veel natuurhout in het interieur en overal glasramen. Leo had een beeldschone blonde zus, haar naam ben ik vergeten. Ik werd bewonderd, een keer zelfs letterlijk op handen gedragen, toen ik de eerste was geworden in het intercommunaal examen. Het voelde onwennig – dat dit soort persoonsverheerlijking maar gauw voorbij was.

Met mijn dikke vriend Luc samen te voet naar en van school, niet altijd rechtstreeks zoals het reglement van de Lagere jongensschool Sint-Alena het de leerlingen voorschreef. Graag treuzelden we onderweg, bleven staan bij een verlichtingspaal waarop iemand met krijt had geschreven: ‘Al wie dit leest is ZOT.’ Een begin van (taal)filosofie, denk ik nu, mijn latere fascinatie voor Ludwig Wittgenstein.

zot

 

Morgen de volgende aflevering van dit Eerste Liefde Feuilleton.

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)