Gepubliceerd op: donderdag 17 maart 2022

Delphine Lecompte – Mijn eerste erotische ervaringen

 

Het verjaardagsfeestje van de vlijtige apothekersdochter Isabelle. Ze werd zes, maar ze kon reeds ‘abattoir’ en ‘chaos’ spellen, en ze wist wie Freud en Houdini waren. Na de taart speelden we een spelletje: de meisjes waren de geitjes en Johan de enige uitgenodigde jongen (de nijdasserige zoon van een brandweerman of brouwer, en van een schizofrene bedlegerige moeder die vroeger een gevierde degenslikster was geweest) was de wolf. Johan dreef me in het nauw en overmeesterde me onder de grote tafel in de woonkamer. Het was zalig, de andere geitjes waren weggestoven. Ik deed de rits van mijn jeansbroek open en Johan pookte met een wijsvinger in mijn vulva zoals je met een stok in een molletje pookt waarvan je niet zeker bent dat het wel echt dood is. Helaas gooide mijn vader roet in het eten, hij stond plots kwaad en rood aangelopen in de woonkamer met een gebroken beeld van Sint Blasius, patroonheilige van wolkammers, steenhouwers, stukadoors, metselaars, molenaars, zeepzieders, muzikanten die blaasinstrumenten bespelen, en lijders aan keelziekten. Ik had toen al last van mijn verstikkingsfobie en dus had ik het beeld opgetild om te kussen en te omhelzen maar het was uit mijn handen geglipt.

Mijn vader zei niets toen we terugliepen naar het huis van mijn grootouders waar ik woonde. Hij toonde de scherven aan zijn schoonvader die in de keuken een haas aan het villen was. Mijn grootvader zei ongeduldig en geërgerd: ‘Waar maak je je druk over? Fientje is onhandig, dat is net haar grote charme.’ En daarna pakte hij mijn kin vast en we negeerden mijn vader en speelden ons kinspelletje, dat ging zo: mijn grootvader vroeg aan mij: ‘Wil je een beetje melk?’
Ik zei: ‘Ja,’ en hij masseerde mijn kin heel zacht.
‘Wil je limonade?’
‘Ja.’ Nog steeds zacht.
Wil je bier?’
‘Ja.’ Ietsje minder zacht.
‘Wil je wijn?’
‘Ja.’ Nog minder zacht.
‘Wil je porto?’
‘Ja.’ Hard nu.
Wil je whisky?
‘Ja!’ Heel hard, en ook mijn borststreek werd aangepakt.
Het kinspelletje was mijn eerste erotische belevenis, ik kreeg er niet genoeg van en ervaarde golvende kloppingen tussen mijn dijen. Mijn grootmoeder speelde soms ook het kinspelletje met mij, maar dan voelde ik enkel wrevel. In bed probeerde ik het kinspelletje met mezelf te spelen, dan ging mijn linkerhand naar mijn vulva. Het was aangenaam maar het vuurwerk bleef uit.

Op een dag toonde ik mijn hooiwagencircus aan de dertienjarige zoon van juffrouw Devos. Ik was smoorverliefd op die zoon die altijd een rode beret droeg en excentriek werd genoemd, want meer dan het dragen van een rode beret was er niet nodig om in De Panne voor excentriek door te gaan. De zoon van juffrouw Devos was niet onder de indruk van mijn hooiwagencircus. In feite waren het slechts een tiental hooiwagens in een schoenendoos en enkele poppenhuiscircustoestellen waar de hooiwagens soms toevallig op kropen, maar net op dat moment, het moment waarop de zoon van juffrouw Devos zijn oog tegen het kijkgat duwde, voerden ze geen klap uit.
‘Zijn het acrobaten of clowns?’
‘Het zijn vuurspuwers,’ zei ik brutaal en overmoedig.
Dat vond de zoon van juffrouw Devos grappig en hij gooide enkele brandende lucifers in de schoenendoos. Daarna nodigde hij me uit om in zijn kamer naar The A-Team te kijken. We zaten op zijn bed en aten Weense worstjes die obsceen op een bord lagen uitgestald en door het oneffen beddengoed altijd mijn kant uit rolden. De zoon van juffrouw Devos hield een worst hoog boven zich als een scepter en zei: ‘Mijn piemel is groter dan deze worst. Weet je wat een piemel is?’
‘Ja.’
Hij haalde zijn piemel uit zijn broek en hij vroeg of ik er kusjes op wilde geven. Ik gaf kusjes op het vochtige kopje, maar het bord viel kletterend op de grond en plots stond juffrouw Devos in de kamer van haar zoon. We werden allebei gestraft. De zoon het ergst, hij moest bij zijn vader gaan wonen in Dinant en toeristen in en uit kabelliften helpen.

Daarna had ik nog enkele kleine irrelevante seksuele ervaringen met (onder anderen) Julien de imbeciele klusjesman met de oranje muts, met de racistische fietsenmaker, met een blinde transseksuele discuswerper tijdens een schooluitstap naar Reims, met vrederechter De Schepper, met een cipier, en met mijn beste vriend Benedict. Maar eigenlijk telt Benedict niet: het was een warme dag, we droegen geen kleren en Benedict zette voor de grap één van zijn geliefde waterschildpadden op mijn buik. Hij had niet verwacht dat de waterschildpad in mijn schaamlippen zou happen en graaien, en hij had niet verwacht dat ik zo explosief op het happen en graaien zou reageren.

Maar mijn grootste seksuele ontwaking werd in gang gezet door de pedofiele tuinman van mijn grootouders. Hij begreep hoe hitsig ik was en hij liet me nooit op mijn honger zitten. En ik wist dat ik moest profiteren van de beperkte tijd die we hadden, want de pedofiele tuinman had me klaar en duidelijk uitgelegd dat hij haast niets meer voor me zou voelen vanaf ik bulten en haar onder mijn oksels en op mijn genitaliën zou krijgen.
Wanneer hij zijn tong gebruikte was ik het gelukkigst. Het handvat van de onkruidhark deed pijn en de troffel voelde koud en robotachtig aan, maar ik zei niets. Ik wilde niet ondankbaar zijn.
We werden nooit betrapt omdat we ons nooit verdacht gedroegen. We hadden nooit het gevoel dat we iets slechts of verbodens uitstaken.
Ik lag meestal onder de volle bolle protserige artificieel ogende buxushaag en vanuit mijn ooghoek zag ik mijn grootmoeder in de keuken dwangmatig notenkrakers en schuimspanen opblinken, en af en toe nam ze een slokje sherry en keek ze melancholisch naar het litteken op haar handrug. Mijn moeder had me verteld dat het litteken een overblijfsel was van een verkrachting door een woeste burleske aanstellerige walmende zwaarlijvige sadistische salamiverkoper in Madrid waar mijn grootmoeder als jong meisje twee maanden op zoek was geweest naar inspiratie voor een sonnettencyclus. Tevergeefs.

Nog voor ik bulten en haar onder mijn oksels en op mijn genitaliën kreeg sleurde mijn moeder me mee naar Gent waar ik samen met haar en met mijn norse hypochondrische rijstwafels met honing vretende stiefvader in een naargeestig huis in de Baudelostraat moest wonen. In het Baudelopark was veel seks te vinden, in de zandbak werd ik regelmatig gemolesteerd door oudere Turkse kinderen. Ik lokte ze in de val met mijn roze bermuda en lieveheersbeestjesarmband, ik wilde namelijk gemolesteerd worden. Verslonden worden.
Ik geitje, jij wolf.
Op het basketbalplein werd ik verliefd op een lange geheimzinnige sproeterige engelachtige puber die me Marjolijn noemde, en elke vrijdag goudvisvoer voor me kocht. Toen we eens op een zwoele woensdag moesten schuilen voor de bliksem in het portaal van het vivisectiecentrum aan de rand van het park beukte hij zijn erectie tegen mijn schaambeen. Hij probeerde me anaal te penetreren, maar een poetsvrouw sloeg hem met haar bezem op zijn slaap. Hij stierf.

Ik had ook een ‘echt’ vriendje, Bart Mestdagh, hij streelde mijn knie en de binnenkant van mijn dij tijdens de godsdienstles. In de krokusvakantie maakte ik een tekening van een kat en schreef ik een gedicht voor hem. Ik zocht zijn adres op in het telefoonboek en verzond tekening en gedicht. Enkele dagen later stond er een vijftigjarige onderwaterlasser aan de deur. Hij zei aan mijn moeder dat ik een prachtige tekening voor hem had gemaakt, en dat mijn gedicht ook niet mis was. Mijn moeder zei dat het een vergissing was, die tekening en het gedicht waren bestemd voor een andere Bart Mestdagh, voor een veel jongere Bart Mestdagh. Maar de onderwaterlasser geloofde het niet en hij wachtte me overal op en probeerde me het hof te maken, en op een dag ging ik overstag. Zijn woonkamer was klein maar gezellig, overal speelden teckels met kranten en opgezette marters en kneuterige theemutsen. Hij toonde me een monografie van Karel Appel. Hij zei: ‘Je mag hier altijd blijven. Ik ben geen pedofiel, we kunnen trouwen wanneer je zestien bent.’ Maar ik kon niet wachten en ik was nog steeds verliefd op de jonge Bart Mestdagh. Ik likte de penis van de onderwaterlasser, uit barmhartigheid.

Daarna keerde ik terug naar het lugubere huis van mijn moeder en mijn akelige gekwelde sombere mompelende stiefvader. ’s Avonds masturbeerde ik met mijn minst favoriete pluchen dier: een treurkapucijnaap, gekregen van de racistische fietsenmaker nadat hij me per ongeluk had doen bloeden.

Over de auteur

Delphine Lecompte