Gepubliceerd op: donderdag 27 januari 2022

EI 303: sven staelens – grenzeling (fragment)

 

grenzeling-fragment

 

We moeten kunnen kijken om te kunnen lezen. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals het brailleschrift voor blinden, maar het overgrote deel van het alledaagse lezen is visueel. En wat is het dat zorgt dat kijken overgaat in lezen? Als we een korte tekst zien met alledaagse woorden, bijvoorbeeld het woord STOP op een verkeersbord, dan eigenlijk nauwelijks. We herkennen het woordbeeld onmiddellijk. Bij een langere tekst, bijvoorbeeld een krantenartikel, zien we in eerste instantie DAT het een tekst is. En we moeten gaan lezen om erachter te komen wat er staat. Serieel kijken naar groepen woorden, in onze westerse talen van links naar rechts en van boven naar onder.

Sven Staelens werkt in de bundel Grenzeling, waaruit bovenstaande afbeelding een pagina is, sterk visueel, en op de grens van de leesbaarheid. Herkennen dat het blok linksboven een tekst is, gaat al niet onmiddellijk. Het blok bestaat duidelijk uit tekens, die bij nadere inspectie letters blijken te zijn. Ze geven de indruk gemaakt te zijn van gekromde buizen of paperclips met standaardmaten, waardoor alle letters dezelfde breedte en hoogte hebben. En veel op elkaar lijken – het vraagt behoorlijke inspanning om ze te onderscheiden. En als we dat doen, blijkt het een Nederlandse tekst te zijn:

HOE WRIK
JE AARDE
RUK JE JE-
ZELF ZONDER
DE WORTELS
TE KWETSEN
LOS OP
HET OGEN-
BLIK DAT
VERAN-
KERING
ZICH EINDE-
LIJK LEEK
TE VOL-
TREKKEN

De vormgeving van de letters zouden we hieraan kunnen relateren: misschien schakels in een kabel voor verankering, misschien krioelende wormen, misschien zoekende wortels. Of misschien is de tussenruimte tussen de uitgevulde woorden voor de wortels? Of is dat het loslaten?

Het tekstblok staat naast een plaatje van een gebouw met een auto ervoor. Het lijkt op een overbelichte zwart-wit foto. Daardoor desintegreert de structuur van het gebouw. En ook vervaagt het verschil tussen de afbeelding en de tekst. Net zo zwart-wit en er zijn genoeg zwarte elementen in de afbeelding die taaltekens zouden kunnen zijn. Maar de samenhang daartussen blijkt de structuur van het gebouw te zijn, en niet een talige syntax. Een gebouw in verval, dat wel. En dan is er de rode auto. De enige kleur in het zwart-wit en daardoor erg opvallend. De auto ziet eruit als een wrak. Heeft er een storm geraasd? Een andere natuurramp? Is er een bombardement geweest? Het geheel wekt de indruk van een ramp- of oorlogsgebied.

En dan is er de tekstballon, zoals we die kennen uit stripverhalen. Links op de pagina in het midden. Onder het tekstblok, waarmee het een dialoog lijkt aan te gaan. De tekstballon staat schuin, waardoor die als het ware naar de afbeelding met de rode auto erboven kijkt, net als naar de mensfiguur beneden in de hoek. Er is een expliciete verbinding naar de afbeelding rechts onder. Hierdoor is de tekstballon het centrale element op de pagina die de vier andere elementen verbindt.
De tekst in de ballon is handgeschreven. Daarmee contrasteert die met de gedrukte tekst van het tekstblok. Waar de gedrukte tekst bestaat uit letters die afgebakend zijn in de ruimte en gemaakt met gebogen vormen, daar is het handschrift puntig en scherp, en de letters -zo er daar al sprake van is- staan dicht op elkaar, in elkaar en over elkaar, lopen in elkaar over zonder duidelijk onderscheid. Er lijken drie woorden te staan. Ze zijn eigenlijk niet te lezen. Misschien te snel en slordig geschreven, zoals een handtekening. Misschien geen letters en woorden, maar asemisch schrift, onleesbare krabbels, niet bedoeld om te lezen.

Zo bevinden het tekstblok en de tekstballon zich ieder aan hun eigen kant van de grens van de leesbaarheid. Het tekstblok nodigt niet uit tot lezen omdat de letters nauwelijks als zodanig te herkennen zijn en ook moeilijk van elkaar te onderscheiden. Maar het is te lezen. De tekstballon nodigt wel uit tot lezen met krabbels die we onmiddellijk als handschrift herkennen. Maar die zijn onleesbaar.
Ook al kunnen we ze niet lezen, we kunnen er wel naar kijken. De twee bovenste woorden staan naast elkaar, het rechter iets langer dan het linker, met een witruimte ertussen. Het derde woord staat eronder. Het is het langste van de drie en beslaat het grootste deel van de breedte die de twee woorden innemen. Het heeft met beide woorden een verbinding doordat de halen naar onder van de bovenste woorden de halen van het onderste woord naar boven raken of overlappen. Bovendien zijn er plekken waar de woorden elkaar bijna raken. In het bijzonder aan het begin en het einde van het onderste woord. Bovendien kent dat woord een uitschieter naar boven op de positie waar de witruimte tussen de twee bovenste woorden zit. Zijn de woorden bezig steeds dichter naar elkaar te groeien als vegetatie? Of schuiven ze juist steeds verder uit elkaar als aardplaten?

De tekstballon is verbonden met de afbeelding van een soldaat die deze onleesbare tekst “zegt”. De soldaat richt een geweer op de mensfiguur linksonder op de pagina. De soldaat is nauwelijks als mens te herkennen. De afbeelding is zwart-wit met harde lichtcontrasten. Het heeft ook wel iets van een schildpad of een kikker. Of een alien. In ieder geval is deze soldaat onherkenbaar: het gezicht is niet goed te zien. De soldaat is anoniem. Het zou iedereen kunnen zijn.

Dat geldt ook voor de mensfiguur linksonder. We zien die alleen in zwart silhouet. De figuur zit met de armen om de gedeeltelijk opgetrokken knieën. Het geeft de indruk van iemand die wacht. Niet van iemand die bang is, terwijl die het geweer toch recht op het voorhoofd gericht weet. Blijkbaar is er een disconnectie tussen de mensfiguur en het plaatje van de soldaat. Misschien in de tijd – en is de afbeelding van de soldaat een herinnering van de mensfiguur. Mogelijk geldt dat ook voor de afbeelding met de rode auto. Zo kunnen we de bladzijde lezen als het deel van een stripverhaal.

Het zwart-wit en de belichting speelt een belangrijke rol. Het zorgt ervoor dat de details in de afbeeldingen grotendeels verborgen blijven. En daarmee de specificiteit. Daarmee abstraheert het de afbeeldingen van een concrete context. Daarmee speelt het een vergelijkbare rol als de teksten op de pagina. We kunnen de afbeeldingen bekijken, we kunnen het geheel herkennen, maar niet de details “lezen”. Door op de grens van de leesbaarheid te opereren, abstraheren de teksten op de pagina de taal, legt de focus op het universele van de functies van taal. Zo bevragen ze de manier waarop taal verbindt en verdeelt, wat talen gemeen hebben en waarin ze verschillen, waarom er verschillende talen zijn, hoe taal onderdeel is van de wereld om ons heen en in hoeverre het daar los van staat.

 

 

grenzeling
sven staelens
Poëzieweekgeschenk 2022 van uitgeverij crU
ISBN 9789079993345

U kunt in het bezit komen van een exemplaar door het aanschaffen van poëzie ter waarde van €12,50 tijdens de Poëzieweek 2022 (27 januari 2022 – 2 februari 2022) bij een van de deelnemende boekhandels.

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.