Gepubliceerd op: zondag 2 januari 2022

Delphine Lecompte – Lach me uit, en lach daarna jezelf uit

 

Het is vreemd dat de heilige makelaar een foto van mij
Op zijn nachtkastje heeft gezet naast een doos rattenvergif
We zitten op zijn hoge bed met bengelende benen alsof we ondeugende kinderen zijn
Die op het punt staan op ontdekkingstocht te gaan in elkaars plooien en spleten
Maar we zijn brave verslagen oververzadigde volwassenen
En we kijken stil naar de ganzen die ons betoveren met hun schijn van ordelijkheid
En broederschap, ze vallen een kauw aan en daarna een profetische teckel
Maar zowel de kauw als de profetische teckel kunnen ontkomen
De heilige makelaar zegt: ‘Vandaag wil ik graag meer te weten komen
Over de monsterachtige ster Betelgeuze die zo ontzettend Vlaams
En provinciaals en achterlijk en antipathiek en incestueus klinkt. Knip mijn teennagels!’

Ik knip gedwee de teennagels van de zogenaamd heilige makelaar
En ik moet plots denken aan mijn kamergenote in het gekkenhuis van Sint Gillis
Die onlangs zelfmoord pleegde in een luxeflat met grote voorraden azijn, rijstwafels,
Kweepeerbokalen, blikken schorseneren en groene sponzen mooi opgeborgen
In de nette witte kasten, en van lange rechthoekige handgeschreven labels voorzien
En de druppel was: een nieuwe discman die de geest gaf
En de druppel was: de veranderde receptuur van haar favoriete kant-en-klare lasagne
En de druppel was: een foto van haar vader met naziparafernalia op de voorgrond
En de druppel was: een strandzetel gekocht tijdens de solden maar de zon bereikte nooit haar terras
En de druppel was: een meute genadeloze pubermeisjes die spotte met het klakkende
Scatologische obscene geluid van haar sandalen waar een bidsprinkhaan
Aan plakte per ongeluk doodgetrapt, zij die zo graag geruisloos was, zij die geen vlieg kwaad deed
En de druppel was: na mijn ontslag uit het gekkenhuis vergat ik dat ik beloofd had om haar te redden
Ik zou het allemaal uitwissen: de discman, de receptuur, de foto, de strandzetel, de meute.

Maar ik ging naar huis en mijn leven werd een wild grimmig kleurrijk feest
Met zeker geen plaats voor de zielige vale fade jammerende grienende kamergenote
Het feest stopte en ik zocht opnieuw contact
Maar mijn kamergenote was dood
Ze had zelfmoord gepleegd met de diabetesmedicatie van wijlen haar vader
Die dus minstens één keer trots naziparafernalia had verkocht op een rommelmarkt
In Adinkerke, en de zus van mijn kamergenote zei: ‘Je moet niet rouwen
Om iemand die zuur en anorectisch en mensenschuw was.’
Maar ik rouwde toch en ik rouw nog steeds
Ik werp de teennagels van de makelaar in het aquarium, een zwarte fantoomzalm
Deinst achteruit maar de andere vissen reageren compleet onverschillig, hooghartig zelfs.

Ik verlaat het huis van de heilige makelaar
En besluit om hem na te doen: ik ga naar de bibliotheek
En zoek informatie op over de vulgaire krankzinnige rode
Gecompliceerde listige sprookjesachtige Arabische supernova Betelgeuze
Maar ik geraak niet verder dan prentjes en trivia en verbasteringen en leugens
Ik val in slaap in de leeszaal, in mijn droom eet ik twee stokbroden
En een croissant in de badkamer van het grote huis van mijn grootouders in De Panne
Ik eet slordig, de pissebedden op de vloer eten mee, de droom is ongeïnspireerd
Gelukkig betreedt mijn grootvader de badkamer
Hij is naakt maar hij draagt wel een gruwelijk Indonesisch masker met slagtanden
En hij werpt een dode haas en een koevoet in mijn schoot en eist
Dat ik de haas weer levend maak en dat ik daarna mijn onderkaak en sleutelbeenderen
Breek met de koevoet, maar ik doe het omgekeerde: ik geef de koevoet een polsslag
En daarna gebruik ik de klauwen van de dode haas om mezelf blind te maken.

Ik word wakker
De ontslagen kraanmachinist staat naast mijn tafeltje
Met drie boeken in zijn weerloze handen geklemd:
Een boek over kraamkoorts, een biografie van Ingmar Bergman,
En een koddige doch tevens omineuze paddenstoelengids
De ontslagen kraanmachinist zegt: ‘Ik werk hier nu
En je moet verdwijnen, je viel in slaap en je kwijlde
Op dure astronomische verschijnselen. Je schreeuwde ook,
Je schreeuwde met een hese genadeloze mannenstem,
Je beweerde dat je een poolreiziger had vermoord na zijn narcistische diavoorstelling
In de school van je zoon, maar je hebt geen zoon en dus ben ik ietwat opgelucht
Niettemin moet je hier weg.’

Terug buiten zie ik de komische kant van het voorval in de leeszaal, humor is mijn forte
De droom is al aan het wegglippen
Enkel de stokbroden en de koevoet blijven fel en wrang hangen
Het masker verdwijnt volledig
Was het een prachtige dag?
Nee
Was het een rijke dag? Gevuld en vruchtbaar bedoel ik dan?
Toch wel.

Ik heb de teennagels van een heilige makelaar geknipt
Ik heb mezelf voor de kop geslagen omdat ik niets kon goedmaken
Voor mijn kamergenote: geen discman, geen receptuur, geen foto, geen strandzetel, geen meute
Ik heb Betelgeuze doorgrond
Ik heb gedroomd en gekwijld en geschreeuwd en gemoord
Ik heb mijn schouders opgehaald en de humor ingezien van mijn ellendige verdoemde leven
Grinnikend gooi ik een ziekelijk verfomfaaid konijn tegen de muur van de akelige gistfabriek.

Over de auteur

Delphine Lecompte