Gepubliceerd op: maandag 27 december 2021

EI 298: Gerry van der Linden – Van A naar Z en zo voort

 

Een vogel aan de kant van de weg
slaat zijn vleugels

regen ploft kraters in de wei

een wolk
blijft hangen voor het raam
schuift mij achteloos opzij

er zit ritme in de lucht

(de route is kort
de reis duurt lang).

 

Een gedichtje van negen regels is zo voorbij.
We kunnen als lezers meerdere redenen hebben om het langer te laten duren.

Bijvoorbeeld omdat we verrukt zijn over de schoonheid van v7. Het ‘zit’-‘rit-‘ rijm, het ‘ritme’-‘in de’ klinkerrijm, de t-klank aan het einde die de eerdere twee t’s echoot.

Maar bijvoorbeeld ook omdat we verwonderd zijn over de op zichzelf staande strofes die toch bij elkaar zouden moeten horen. Ze staan niet in hetzelfde gedicht, dat bovendien begint met een hoofdletter en het eindigt met een punt en zo suggereert dat de strofen een volzin vormen. De syntaxis mogen we als lezers zelf uitvogelen.

Of bijvoorbeeld omdat we ons afvragen wat van het beschrevene tot de buitenwereld behoort en wat tot de binnenwereld van de grotendeels impliciete ‘mij’. Het is duidelijk dat de derde strofe grotendeels bepaald wordt door de gevoelens van de ‘mij’. Die voelt zich opzij geschoven, personifieert de ‘wolk’ en projecteert het ‘achteloos’ daarop. Tegelijk is er ‘het raam’ waar de ik blijkbaar voor staat en waar het uitzicht door de ‘wolk’ beïnvloed wordt – als niet letterlijk dan in emotionele of symbolische zin.
En eigenlijk geldt dat ook voor de tweede strofe. We hebben allemaal wel eens bij harde regen gezien dat de druppels een inslag maken in de (zachte) grond. Maar ‘kraters’ zijn toch echt veel groter. We zitten hier in de perceptie van de ik, die sensitief is en waarop de inslag meer indruk maakt dan de letterlijke indruk die de druppels op de grond van ‘de wei’ maken.
En misschien geldt iets soortgelijks ook wel voor de eerste strofe. Die vogel zal wel best met de vleugels slaan. Maar echt ‘aan de kant van de weg’? Is de vogel uit koers geraakt, of projecteert de ik ook hier? En gaat de vogel door het slaan met de vleugels aan ‘de reis’ beginnen, of is het een poging om de vleugels te laten drogen en blijft de vogel nog een tijdje hier ‘aan de kant van de weg’?

Of misschien zijn we gefascineerd door de slotstrofe. Geheel tussen haakjes, alsof het een terloopse en niet-essentiële mededeling is. Die ‘achteloos’ de rest van het gedicht ‘opzij’ schuift – net als de ‘wolk’ deed met de ‘mij’ in de derde strofe. En tegelijk een ‘ritme’ bewerkstelligt door de afwisseling van ‘kort’ en ‘lang’.

Een gedichtje van negen regels is kort.
We kunnen als lezers op meerdere manieren er toch lang in reizen.

 

 

Niemand blijft het langst
Gerry van der Linden
Uitgeverij Nieuw Amsterdam
ISBN 9789046829196

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.