Gepubliceerd op: maandag 15 november 2021

EI 292: Hans Faverey – Avond; het klein

Avond; het klein

geritsel in de struiken
heeft een aanvang genomen.
Voorzichtig begin ik de dag
te prijzen: helderheid

waarin ik overeind bleef,
hitte waarin ik mij
heb bewogen. Als straks

het vliegtuig van tien uur

overkomt, geef ik het teken met
mijn glas, wacht tot de jakhalzen
beginnen te huilen; sta op
en sluit af; kleed mij uit, ga
liggen en ben nergens meer.

 

Een éénwoordtitel die eindigt op een puntkomma en daarna doorloopt tot aan het einde van de tweede versregel: zo opent de dichter zijn gedicht dat zich qua vorm als modern presenteert: onregelmatig qua strofenbouw, rijmloos en a-metrisch. Nu zijn puntkomma’s in een titel zeldzaam. Ze worden gerekend tot de interpunctie, een verzameling leestekens die de leesbaarheid moet bevorderen. Puntkomma’s zijn evenwel meer dan louter leesteken; ze hebben een semantische functie. Hier kan dat zowel temporeel-opsommend als verklarend zijn. Dat wil zeggen volgtijdelijk in de zin van: het is avond geworden waarna het in de struiken tot leven komt of de avond wordt verklaard omdat er dan altijd leven in de struiken komt. Klein geritsel duidt op onbeduidendheid maar voor de ik-figuur blijkbaar niet. Hem valt het ontwaken van ritselende bedrijvigheid op. Het is voor hem een teken!

In de eerste strofe wordt twee keer een signaal afgegeven dat er iets aanvangt, namelijk het geritsel van klein ongedierte in het struikgewas en daarna de lofzang op de dag, voorzichtig weliswaar want hij is nog niet voorbij. De ik-figuur geeft vervolgens aan dat hij deze dag goed is doorgekomen; hij is immers in V5 overeind gebleven. De hitte van de dag in V6 heeft hij doorstaan. Kortom: de dag op zich is mooi geweest. Dat lijkt echter niet voor hem te gelden; het heeft hem moeite gekost.

Is hij wellicht ziek? Een avondmens misschien? Is hij alleen, mogelijk eenzaam en weet hij niet hoe hij de dag moet doorkomen? Vragen waarop geen antwoord volgt. Maar in het slotfragment van de laatste versregel in de 2e strofe Als straks … ,een fragment dat via de éénregelstrofe in de eerste versregel van de laatste strofe eindigt met overkomt, ontstaat er enig leven in de brouwerij. Het is alsof de ik-figuur er weer helemaal bij is, want hij kijkt nu vooruit, want straks gaat het gebeuren. Het vliegtuig van 10 uur vliegt over. Dat is een in het oog springende, geïsoleerde woordgroep met ervóór en erná een witregel. Zit daar een bekende in? Of mogelijkerwijs een geliefde? Of toevallig een vliegtuig waarvan de ik-figuur weet dat het na tienen over zijn huis vliegt? Het is opnieuw een teken.

Dat luttele feit is blijkbaar voldoende om de ik-figuur iets te laten doen wat hij vermoedelijk eerder met zichzelf heeft afgesproken, namelijk een teken met zijn glas geven zodra het vliegtuig — overkomt. We weten echter niet af er sprake is van een terug- of heenreis, definitieve reis of wat de symboliek ervan is. Het kan alle kanten op. En als dat gebeurd is, wacht de ik-figuur nog even op het moment waarop huilende jakhalzen – aaseters die zich gewoonlijk wagen tot in de nabijheid van menselijke woongebieden – zich in de voornacht groeperen als teken voor de jacht. De sprong van vliegtuig via het glas naar huilende jakhalzen is vrij abrupt. Jakhalzen schetsen bovendien geen aangenaam beeld. Ze doen denken aan dood en bederf.

Dàt moment – het naargeestige geluid van wolfachtig gehuil in de naderende nacht – is tevens het teken voor de ik-figuur waarop hij zich ten ruste begeeft, zich uitkleedt, zich in slaap aan de nacht overgeeft en zich – van tijd noch ruim bewust – nergens meer weet. En hiermee eindigt dit gedicht.

Een vers met weinig woorden, met verrassende en onvoorspelbare wendingen en gedachtesprongen. Ook een vers waarin het teken als een uur U of omen de inhoud een mysterieuze lading geeft, alsof het iets onzegbaars wil uitdrukken. Een gedicht van een dichter wiens poëzie in een verzamelbundel door Maritha Mathijsen werd samengesteld en wiens poëzie op de achterflap van de bundel wordt gekarakteriseerd als geschreven te zijn door een van de grootste en invloedrijkste Nederlandse dichters van de twintigste eeuw.

 

Hans Faverey Verborgen in het zichtbare

 

Hans Faverey

Verborgen in het zichtbare

Uitgeverij De Bezige Bij

ISBN 9789403161211

 

Over de auteur

- rondde - na zijn onderwijzers- en lerarenopleiding Duits - zijn doctoraal studie Nederlandse taal- en letterkunde & Mediëvistiek af in Utrecht. Hij was onder meer onderwijzer, hoofd der school en leraar Nederlands aan een vwo-opleiding. Daarna was hij als afgestudeerd econoom langere tijd verbonden aan de Hogeschool voor Economische Studies in Amsterdam en de Business University Nyenrode in zowel economische als kwantitatieve vakken. Daarnaast is hij auteur en publicist.