EI 283: Herman Leenders – deemoed
deemoed is een deugd
van lage deuren
en van boer Bral hij loopt gebogen
zoals een dak verzakt door het dragen
zoals bomen naar het oosten groeien
met diepe kloven in hun schors
en ogen als verse wonden
in het oude uitgedroogde hout
Alleen de titel van dit gedicht is al interessant om te duiden. Deemoed is een begrip uit het kerkelijk lexicon. Het heeft een sterk religieuze denotatie. Deemoed is het betrachten van nederigheid ten overstaan van God. Plastischer uitgedrukt: knielen voor het hogere. In het dagelijkse, buitenkerkelijke taalgebruik wordt deemoed in die betekenis nauwelijks nog gebruikt. In zekere zin is het woord thans dan ook te duiden als anachronistisch taalgebruik, omdat zijn betekenis niet meer van deze tijd zou zijn. Ontsnapt aan de kerkelijke mores heeft deemoed een neutrale(re) lading gekregen in de trant van meegaand of toegevend. Een pejoratieve inhoud krijgen deze neutrale synoniemen in vergelijkbare termen als onderdanig, serviel, kruiperig of slaafs. Deemoed is – zo mogen we concluderen – rijk aan connotaties en sterk situationeel bepaald. Maar wat bedoelt de dichter ermee?
In V1 krijgt de lezer al een aanwijzing. De dichter brandmerkt deemoed als deugd. Ook dàt woord is interessant. Het is een vertaling van het Latijnse virtus. Virtuoos betekent zich gedragen volgens de deugden. We komen dan terecht in de deugdenleer van Aristoteles en via hem bij de zeven deugden – prudentia, justitia, temperantia, fortitudo, fides, spes en cartias – die in de Middeleeuwen en vele eeuwen daarna door de katholieke kerk in onderwijs en vorming zijn gepropageerd. En zo komen we via een omweg weer terug in – zij het troebel – religieus vaarwater. Overigens is het eerder aangehaalde begrip virtuoos inmiddels ook ver van zijn oorspronkelijke betekenis afgedreven.
In de 2e versregel wordt in de syntactische context van het gedicht deugd gerelateerd aan respectievelijk een deugd van lage deuren en [een deugd] van boer Bral. Constructies die te herleiden zijn tot genitiefconstructies, in het bijzonder tot de subcategorie genitivi possessivi. Wat zou de dichter daarmee bedoelen? Misschien is deugd van de lage deur een verwijzing naar de kleine man en deugd van boer Bras naar de keuterboer. Naar de lagere klassen dus, waarin de representanten zich vooral onderdanig moesten opstellen om van toorn en willekeur van hun bazen en landeigenaars gevrijwaard te blijven. De betekenis van deemoed verschuift nu weer meer in de richting van neutraal-negatief, dus in pejoratieve richting.
In V3 en 4 en in de tweede strofe worden de eerder opgeroepen associaties met deugd van een lage deur en van boer Bral nader in metaforen uitgewerkt. Allereerst wordt in de krom lopende boer Bral het beeld opgeroepen van een man wiens lichaam door het zware landwerk is gesloopt. Zoals een dak van een woning het ook niet volhoudt, als storm en regenvlagen het onophoudelijk teisteren en vervolgens in verval raakt als noodzakelijk onderhoud en herstel achterwege blijven.
In de volgende strofe volgt een nieuwe vergelijking. Nu zijn het bomen die door de straffe westerwinden op het (Vlaamse) vlakke land steeds naar dezelfde oostelijke richting nijgen, net zoals het deemoedig werkvolk ook altijd het hoofd in dezelfde richting moest nijgen, namelijk naar beneden. Maar daar blijft het niet bij. Zoals nat weer, ontij en zonnebrand stap voor stap de ooit zo sterke bomen verzieken met afbladderende schors en hun door vocht uitgevreten gaten en sleuven, zo is van de tanige mannenlichamen op den duur ook niet veel meer over dan pijnlijke kwetsuren, niet of slecht helende wonden en door overbelasting ontstane gewrichts- en rugpijnen.
Kan tegen die achtergrond dan niet geconcludeerd worden dat de titel het nodige cynisme in zich herbergt of een boodschap wil uitdragen? Zouden immers niet juist de machtigen en rijken meer deemoed moeten betrachten in hun gedrag en handelwijze? En wil de dichter het woord deemoed niet terugkaatsen naar de heersende klassen met het embleem dat hij [die] in den top is gestegen // en alles heeft naar zijnen wensch // in voorspoed moet ootmoedig wezen.
Herman Leenders
Het huis van de dichter
Uitgeverij P
ISBN 9789493138353