Delphine Lecompte – In een boksring met een lam
Het is een droom, het is altijd een verrekte zalige droom
Wanneer ik in een boksring sta tegenover een lam
De profetische glasblazers staan aan mijn kant
Maar de sjamanistische touwslagers willen mijn bloed zien, en proeven
Nu word ik gebeten door het lam, de stroom komt op gang
Mijn blubberbuik bloedt en mijn bloed ruikt naar de eerste fiets
De fiets waarop ik leerde genieten van Satan, zadelpijn, en frotteurisme
Mijn vader leerde me fietsen, hij haatte mijn getrappel ter plaatse
Op een nacht kwam ik klaar in de garage onder de fiets
De pedalen deden mijn vulva schuimen
Ik noemde de fiets Richard naar Richard Burton.
Ik was een pervers kind en daarom liep mijn vader weg
Waar liep mijn vader heen?
Naar Helsinki natuurlijk, hij sloot zich aan
Bij de spookbemanning van een duikboot
Twee eeuwen voorheen vermoord door een analfabetische jongenshoer
Met een anachronistisch wafelijzer
Mijn vader had een groene valies vol Beierse folterinstrumenten bij zich
Hij wilde drie bedeesde zeepzieders en veertien mystieke chrysantenkwekers folteren
Uiteindelijk folterde hij niemand, de zwakkeling
Een fascistische dwerg bood hem rum en een ukelele aan.
Rum en een ukelele: de wedergeboorte van mijn vader
Ondertussen was ik acht met een brand op mijn geweten: het blindencentrum
Slachtoffer 1 was Irma, een puriteinse ex-bobijnster
Bijnaam: Doffe Strandzetel
Slachtoffer 2 was een schunnige labrador met verrukkelijke misleidende okapi-ogen
Bijnaam: Harteloze Wigwam
Het speet me niet, en ik deed het opnieuw
De tweede brand was een parochiezaal
Een zelfvoldane poolreiziger toonde snoeverige verblindende dia’s
Van iglo’s en korzelige Eskimo’s
Mijn moeder was verliefd op de poolreiziger en ze toonde hem haar tepelhoven
Haar tepelhoven leken op kampende schorpioenen in een filmwoestijn
Mijn moeder en de poolreiziger kwamen niet om in de vlammen
Is dat jammer?
Nee, het is oké
Dit is de 21ste eeuw en ik ben vergeten hoe de trompettist heette
Die mijn geboorte in goede banen heeft geleid
Hij was diabolisch en op zijn T-shirt stonden een slazwierder en een vogelspin
Mijn geboorte was een druk bezocht evenement
Het omgekeerde van Jezus, er waren kreeften en alchemisten
En verdwaasde imkers en Moldavische boomchirurgen aanwezig
Mijn moeder probeerde me te wurgen
Maar een zachtaardige degenslikker hield haar tegen.
Vandaag bedank ik de degenslikker
Hij rookt opium naast de vijver van het oogziekenhuis
Hij spreekt achtentachtig talen
De taal van de fluiteenden is het mooist
Maar de taal van de ketellappers kan me ook bekoren
Ik neem de degenslikker mee naar een museum, maar hij wordt een kolibrie
Wanneer hij Het Laatste Oordeel van Jeroen Bosch ziet, ik verpulver hem
Nee ik bijt hem en proef het bloed: gal en marsepeinen leeuwentemmers
Met mijn oestermes vermink ik
De obscene pantalons van de koddige beulen
Niemand houdt me tegen, een orgeldraaier met een horrelvoet
En een plastieken roos probeert me zijn ziel aan te smeren
Zijn ziel trekt op niets maar ik neem de roos aan.
Ik knijp in de steel en de roos zingt mooie siroopachtige leugens
Over de liefde die altijd blijft duren
Tussen mij en de voormalige vrachtwagenchauffeur
Tot hij stikt in een draad en in een dobbelsteen en in een radijs
En in het sleutelbeen van een veelvraat en in de pink van een kermiswaarzegster
En in de pruik van een verdoemde hoefsmid en in een pion, hoe dom
De pion wordt een weerbarstige merrie in zijn rechterlong
De merrie gaat wild tekeer in de graftombe van de ex-trucker
En de ex-trucker verlaat het graf zoals Jezus, hij weer
De merrie zal me vertrappelen maar dat is toekomstmuziek.
Dit is het heden, het heden is een krasbiljet
Ik schenk mijn fortuin aan een bipolaire garnalenpeller
Het geld maakt hem kapot
Hij koopt een adembenemende sledehond
En de sledehond peuzelt hem op
Ondertussen staat mijn vader in de zoo
Hij gooit alfabetspaghetti naar een zeekoe
Per ongeluk ontstaan de woorden INCEST en MERENGUETAART
De fee van mijn vader lacht, ze heeft rode haren en een berg schulden
Toen ze vijf was heeft ze een leeftijdsgenoot gewurgd
Omdat de leeftijdsgenoot meer ponystylo’s had, de aard van het beestje.
Ik ben het beest en ik keer terug
Naar het paleis van de oude kruisboogschutter
Hij wordt in beslag genomen door medailles en aronskelken
Op zijn schouder zit een stoïcijnse bidsprinkhaan
Ik stel een orgie voor: ik, bidsprinkhaan, kruisboogschutter
Maar de oude kruisboogschutter heeft geen tijd
Hij moet nog tienduizend diamantzagen naar Helsinki brengen
Naar mijn vader?
God nee, mijn vader kan niets aanvangen met tienduizend diamantzagen.
Ik blijf achter in het paleis van de oude kruisboogschutter
De bidsprinkhaan wordt een blasfemische horlogemaker
We delen een lasagne die op een Aztekenoffer lijkt
We spreken uitbundig over onze nakende hersentumoren
We zijn volmaakt gelukkig
En wanneer de zon ondergaat roepen we de geest op
Van de eerste sukkel die me molesteerde in de duinen, een veelgeplaagde ezeldrijver
Met nekwratten die iets weghadden van tragische bergbeklimmers.