Gepubliceerd op: maandag 9 augustus 2021

EI 280: Yentl van Stokkum – Lezer, ik wil dat je bezeten van mij raakt zoals ik bezeten van Emily ben

 

hiervoor heb ik meerdere spreuken uitgesproken
zie het niet als een dreiging
ik beoefen een vorm van magie die uit reproductie bestaat
loop steeds dezelfde patronen door dit huis
(ook dat is bidden)
mijn nagel krast mijn initialen in het schrijftafelblad
ik herhaal dit beeld
ik hoop dat ik blijf

er zijn dagen waarop ik niet eet
honger zuivert en zuiverheid is noodzakelijk
voor een goed ritueel
het werkt

ik wil dat je bezeten van me raakt en het met liefde verwart
je zult over me fantaseren zoals ik over Emily fantaseer
het is goed
laat het toe
als het weerstand oproept
omdat ik je vraag dit toe te laten laat dan de weerstand toe

je zult een poging doen me uit gedichten te trekken mijn lichaam bij elkaar te rapen
in de stilte van jouw huis jouw kamer leg je mij uit

ik denk dat ik hier bang voor ben
(zoals ik bang ben voor alles waarnaar ik verlang)

in deze versie van mezelf zal ik beter zijn
ik zal mooier zijn
mijn intellect messcherp ik zal goed zijn het leven duiden en mijn woorden
zullen houvast bieden zoals de woorden van schrijvers houvast bieden
alsof ik alles begrijp

je zult zeggen dat je weet hoe mijn geest werkt
dat wij op elkaar lijken
misschien
je zult een vorm zoeken om dit te uiten
me aanprijzen aan vrienden zoals je een geliefde aanprijst
misschien dat je vaker dan je lief is mijn naam noemt
het is goed
het zal je storen dat het goed is
er landt een kraai in je buurt en je zult aan mij denken
zoeken naar mijn geur
ik ruik zacht en droog
zoals gras in de zomer

In de titel wordt een nogal aanmatigende wens uitgesproken door de ik. Kennelijk is de ik bezeten van Emily (in de context van de dichtbundel is dat Emily Brontë, de negentiende-eeuwse Britse auteur van ‘Wuthering Heights’, een roman over een gepassioneerde, vernietigende liefde tussen Catherine en Heathcliff) en wenst dat de lezer, die hier met ‘je’ wordt aangesproken, net zo bezeten zal zijn van de ik als dat de ik is van Emily.
Hierdoor ontstaat een soort herhalingspatroon, omdat Emily ook auteur is. Dat zij daarbij ook nog eens de schepper is van twee personages die ook bezeten zijn van elkaar, is veelbetekenend.
Het gedicht begint met de opmerking dat de ik meerdere spreuken heeft uitgesproken. Je kunt dit zien als een klassiek element, waarbij de muze aan het begin van een werk wordt aangesproken, al wordt deze hier niet direct aangesproken. Om wat voor spreuken gaat het? Toverspreuken? Een aantal regels verder staat dat de ik een vorm van magie beoefent, een ritueel, een vorm van bidden. Misschien wordt er een geest opgeroepen? De geest van Emily? In ‘Wuthering heights’ komen ook de geesten van Catherine en Heathcliff voor. De ik noemt het ook de ‘magie die uit reproductie bestaat’, een herhaling dus. De lezer wordt enigszins gerustgesteld door ‘zie dit niet als een dreiging’, maar of dit nu daadwerkelijk een geruststelling is? De bezetenheid van de ik wordt namelijk steeds beklemmender. De ik loopt patronen door het huis, krast de eigen initialen in het schrijftafelblad. Door de toevoeging van ‘schrijf’ valt het lyrisch ik nagenoeg samen met de auteur. Het ‘ik herhaal dit beeld’ is wat onduidelijk: herhaalt de ik het beeld van zichzelf die in het tafelblad initialen krast? De ik herhaalt dus niet per se de handeling, maar het beeld ervan, waardoor de betekenis wordt toegevoegd dat de ik zichzelf observeert. De ik hoopt te blijven. Het krassen van initialen is een vorm van blijven, van geldingsdrang.
In de tweede strofe wordt het ritueel versterkt door het niet eten. Vasten is in meerdere religies een manier om sterker in het geloof te staan. In de derde strofe wordt de lezer weer direct aangesproken. De wens uit de titel wordt herhaald en er wordt aan toegevoegd dat de ik wenst dat de bezetenheid met liefde wordt verward. Bezetenheid is namelijk iets anders dan liefde. Bij liefde laat je een ander de ruimte. Bij bezetenheid neem je bezit van de ander. Waarom wil de ik dat de bezetenheid met liefde wordt verward? Simpelweg omdat het fijn is om geliefd te worden? Na twee regels verandert de wens zelfs in een zekerheid: ‘je zult over me fantaseren’. Het slot van deze strofe is wat vreemd. Kennelijk gaat de ik er al vanuit dat de wens uit de titel en uit deze strofe weerstand op zal roepen bij de lezer. De ik draagt de lezer op om ook deze weerstand toe te laten. Deze opdracht is dubbelzinnig. Als je weerstand toelaat, dan ga je in verzet, maar je kunt ook het gevoel van weerstand accepteren en het negeren, er dus juist in berusten.
In de volgende strofe stelt de ik zich voor dat de lezer de ik uit de gedichten zal trekken, het lichaam bij elkaar raapt en thuis uitlegt. Zo ontstaat een intimiteit tussen de ik en de lezer, want de ik wordt als lichaam ineens tastbaar en hoeveel afstand bestaat er nog tussen twee mensen als de een de ander uitlegt? Uit de vijfde strofe blijkt dat de ik hier bang voor is en er tegelijkertijd naar verlangt, want hoe zal de lezer naar de ik kijken? De ik hoopt op een betere versie van zichzelf in de zesde strofe: mooier, met messcherp intellect. De woorden van de ik zullen houvast bieden, ‘zoals de woorden van schrijvers houvast bieden’. Misschien bieden de woorden van Emily de ik ook houvast? De ik wil graag de indruk wekken alles te begrijpen.
In de laatste strofe kun je je afvragen of het niet juist de ik is die niet alleen bezeten is van Emily, maar ook van de lezer. Het is niet de lezer die erop los fantaseert, maar de ik zelf, namelijk over wat de lezer zal zeggen: de lezer zal weten hoe de geest van de ik werkt, zal zeggen dat ze op elkaar lijken, een vorm zoeken om dit te uiten. De lezer kan tijdens het lezen namelijk moeilijk tot de ik spreken, zal – om verbinding met de auteur te zoeken – zich publiekelijk moeten uiten, door bijvoorbeeld de gedichten aan te prijzen bij een ander. Ook daar wringt het, gaat de ik ervan uit dat de lezer het ergens ook als hinderlijk zal ervaren: ‘misschien dat je vaker dan je lief is mijn naam noemt’ en ‘het zal je storen dat het goed is’. Deze regels zijn echo’s van de weerstand die in de derde strofe werd genoemd. De lezer wordt aangespoord om over die grens heen te gaan. Dat is namelijk wat bij bezetenheid gebeurt: je gaat over je eigen grens en die van de ander heen.
Het gedicht sluit af met ‘er landt een kraai in je buurt en je zult aan mij denken/zoeken naar mijn geur/ik ruik zacht en droog/zoals gras in de zomer. De kraai wordt vaak met de ondergang en de dood geassocieerd. Bezetenheid is een vernietigende kracht. Deze laatste vier regels laten de twee gezichten van bezetenheid zien: er is een verbondenheid, ‘je zult aan mij denken’ en ‘ik ruik zacht en droog’, maar tegelijkertijd ga je je ondergang tegemoet: gras in de zomer is dor en misschien zelfs dood en de kraai landt in je buurt. Het zoeken naar de geur van de ik heeft iets intiems en tegelijkertijd iets obsessiefs en ziekelijks. Al met al verbeeldt het gedicht indringend de obsessie van de ik zelf: het obsessieve verlangen om bezeten te worden door de ander.

Yentl van Stokkum Ik zeg Emily

 

Yentl van Stokkum

Ik zeg Emily

Uitgeverij Hollands Diep

ISBN 9789048857876

 

Over de auteur

Dietske Geerlings

- schrijft behalve poëzie, verhalen en romans ook essays over het werk van andere auteurs. Daarnaast is zij docent Nederlands op een middelbare school in Zutphen.