Gepubliceerd op: zondag 15 augustus 2021

Delphine Lecompte – Slangen en zandkastelen

 

Ik zak door het ijs in mijn droom, dit en te laat komen
Voor een toneelvoorstelling zijn terugkerende onderwerpen
En slangen en mannen en zwaarden en wafelijzers en kogelvingergekko’s
En zandkastelen en citroentaarten en muilezels, en mijn rol is altijd Desdemona,
Mijn rol in de toneelvoorstelling die ik nooit haal
We spelen altijd in een hondenschool in het hatelijke Sint Kruis
Al mijn stiefvaders en hoefsmeden wonen in Sint Kruis
Hun gemeenschappelijke karaktertrekken zijn: atheïsme, gierigheid, korzeligheid, en moordzucht
Atheïsme is het ergst, moordzucht kan ik in bepaalde omstandigheden begrijpen.

Ik word wakker naast de voormalige vrachtwagenchauffeur
Op zijn rug staat STATUS QUO, het is muziek en geen verwijt
Ik streel de letters en hoop dat hij wakker wordt
Maar hij blijft slapen en ik hoor hem wraak nemen op de viscontainermogol
Die hem geen vrije dagen wilde geven toen het leven van zijn mollige dochter
Aan een zijden draadje hing, in het werkelijke verleden was hij bedeesd en onderdanig
Ik sta op, eet walgelijke pudding, en lees een artikel over de luie wezelmaki
Die slechts één slechte gewoonte heeft: coprofagie, tenzij je luiheid
Ook een slechte gewoonte vindt, de voormalige vrachtwagenchauffeur hoest
En roept: ‘Kom terug naar het bed, het kleine geluidloze bed, zodat ik je kan verwennen.’

De voormalige vrachtwagenchauffeur verwent me met zijn lange sierlijke vingers
De vingers van een Oekraïense tarotlezeres, nog heel jong en wellicht een bedriegster
Zijn wijsvinger roert in mijn vagina, nogal ruw
Maar gisteren tijdens de oorlogsfilm heb ik gezegd dat het ruwer moest, een bevel
Het was een slechte film, toen de piloot neerstortte ben ik bijna gestikt in een kersenbonbon
Er zat nog een pit in de kers, er stond een waarschuwing op de verpakking
Ik kom klaar en roep: ‘Het wordt nooit meer beter dan 1999: op het dak met Maxime,
Verbijsterd en lacherig staren naar een laagje beschimmelde Martini
In een tandenborstelbeker, Tom Waits op de achtergrond, mijn teennagels nog aanvaardbaar,
Russische huis-tuin-keukenwoorden uit het hoofd leren, en altijd de moed
Om stokbrood, boerenpaté en luiers voor de baby’s van clochards te stelen’.

Ik sta op voor de tweede keer, kleed me aan, kijk vluchtig naar mijn borsten in de spiegel
Straks komt er een journaliste over de vloer
Ze zal vragen welke stripverhalen ik heb verslonden als kind
Ze zal mooi zijn en hoogblond, op haar mondmasker zullen teckels staan
Ik kan weglopen, in interviews zeg ik altijd dat ik scheepshersteller wil worden in Helsinki
Maar misschien is verwilderen in een Malagassische jungle een beter idee
De voormalige vrachtwagenchauffeur staat op en lijkt even als twee druppels water
Op de grote onbevreesde schilder Manet misprezen door zijn ruige onbehouwen kleinzielige vader
Hij drinkt limonade en knijpt in de overgebleven sneden rozijnenbrood, ze herstellen niet
Ze worden golems en hazen en fluiteenden, nu knijp ik mee en de sneden worden planeten.

Plots vind ik mijn tanden een last, ze blokkeren mijn mondholte
Een soort paniek overvalt me
Maar het gaat voorbij en ik kijk door het raam
Naar de heilige Ria en naar de ontslagen kraanmachinist
Ze fluisteren en gniffelen, in het mandje van Ria liggen jachttijdschriften, theemutsen,
Kermiswaterpistolen, ponyvlechten, onkruidharken, tapijtscharen, en kompressen
In de koffer van de ontslagen kraanmachinist hoest een woedend dwergvrouwtje
De heilige Ria slaat geen acht op het woedende hoestende ontvoerde dwergvrouwtje
En de ontslagen kraanmachinist is niet geïnteresseerd in het mandje van Ria.

Ik open het raam en probeer alles te weten te komen: de bloederige ontvoering
En de vreemde verwarrende inhoud van het mandje
Maar de heilige Ria en de ontslagen kraanmachinist spugen in mijn gezicht
En lopen weg als stoute kinderen, ze lopen in de richting van het dolfinarium
Daar moeten alle dorpeling gevaccineerd worden
Je zal mensen horen beweren dat het poëtisch is, zo’n vaccinatie tussen zeezoogdieren
Maar ik heb schrik dat de dolfijnen de boel zullen saboteren
Dat ze de dokters zullen afleiden en dat de mensheid zal uitsterven
Alsof dat een ramp zou zijn, een ramp voor niemand.

Ik doe het raam dicht en pijp de voormalige vrachtwagenchauffeur
Het is een verrassing en hij reageert extatisch
Het zaad botst tegen mijn huiveringwekkende wolfachtige sprookjestanden
Dan komt de journaliste, echt mooi en hoogblond
Maar op haar mondmasker staan geen teckels wel ballerina’s, stom
De voormalige vrachtwagenchauffeur is gecharmeerd
En ik zit erbij voor spek en bonen, Desdemona.

Over de auteur

Delphine Lecompte