Gepubliceerd op: zondag 8 augustus 2021

Delphine Lecompte – Je kan geen schip herstellen zonder God te vervloeken

 

Mijn vader slaapt zijn roes uit onder een waterspuwer
Voorheen glorieus en dreigend, beiden
Als kind bad ik tot deze waterspuwer maar het was geen blasfemie
Mijn gebeden zijn op en mijn ouders zijn door de mand gevallen
Gisteren heb ik de oude kruisboogschutter voor de zevende keer in het gezicht gebeten
En daarna hebben we gekeken naar een documentaire over fluithazen
Er kwamen nog andere dieren in de documentaire voor: een hoop banale jakken,
Meer dan twee briljante vossen, een mollige katachtige die op een wijs kapucijneraapje leek,
En de hoedster van de banale jakken was natuurlijk ook een dier, een stug charme-arm meisje
De oude kruisboogschutter zei: ‘Wat een bewonderenswaardig kind, ik wil haar adopteren
En overladen met geschenken zoals pluchen walrussen en notenkrakers en slazwierders en
Vlindernetjes en Beierse lobotomie-instrumenten. En als ik daarna nog geld overheb dan trakteer ik
Haar op escargots, gewoon escargots van een stalletje uitgebaat door een pokdalige ex-astronoom.’

‘Je wilt haar corrumperen,’ zei ik streng maar de oude kruisboogschutter kende dat woord niet
En dus weigerde hij om beledigd te zijn en vroeg hij of hij mocht spelen met mijn tepels
Maar dat wilde ik niet en ik beet hem voor de achtste keer in het gezicht en schreeuwde:
‘Was ik maar een getalenteerde veerkrachtige bloedmooie aanbeden ironische kwieke geestige
Inventieve populaire integere nederige akelige winderige sombere verdorven perverse
Moordzuchtige kannibalistische gewetenloze jubelende vreugdevolle poolreiziger geworden!!’
Vandaag wil ik een schip herstellen, of kijken naar magere scheepsherstellers die druk in de weer zijn
Ik betreed een museum en gaap naar de ruwe barse gedegouteerde naargeestige scheepsherstellers
Ze haten het karkas van het schip, ze haten de oorschelpen van hun minnaressen,
Ze haten de melanomen en schelle schaterbuien van de zussen van hun minnaressen,
Ze haten de piepende adem van hun bazen, ze haten de krakende fietsen van de loodzware hoeren
Van hun bazen, ze haten de parkieten van hun kinderen, ze haten de hoofddeksels van hun vrouwen,
Ze haten de neurosen van hun moeders, ze haten de ongefundeerde trots van hun vaders,
Ze haten de geslaagde grappen van hun rivalen, ze haten hun eigen scheve groteske
Neustussenschot, ze haten hun eigen kleine hoektanden,
Ze haten elkaars door rum en zee gehavende voorhoofd en wangen,
Ze haten de sterfelijkheid van alle schepselen en hun hamers vervloeken God
Het schip is God en God moet woedend en driftig en koortsig opgelapt worden.

De mystieke chrysantenkweker komt naast me staan en peutert uitbundig in zijn neus
Met de neuskeutels maakt hij Eskimoduivels, mantelbavianen, en fascistische dwergen
We verlaten samen het museum en delen een camembertschijf in een steegje
De mystieke chrysantenkweker spreekt honderduit over de nieren van zijn jongste dochter
Die nieren werken niet goed en dus wordt het gezin in beslag genomen door die nieren
Ik geeuw en zeg: ‘Als kind dacht ik dat alle waterspuwers en demonen aan de kant
Stonden van God, ik dacht dat goed en kwaad vermengd konden worden zoals
Rode en blauwe plakkaatverf, maar algauw kwam ik erachter dat ik een keuze moest maken
En het viel me op dat de engelen koud en gierig en benepen en berispend waren
En dat de helse diabolische schepselen gastvrij, gul, woest, winderig, avontuurlijk,
Ruimdenkend, origineel, fantasievol, baldadig, verrassend, plagerig en joviaal waren
En dus koos ik voorgoed voor het kwade. Amen.’

Ik trek mijn kleren uit en de mystieke chrysantenkweker streelt mijn vulva
Ultravoorzichtig, alsof mijn vulva een pasgeboren chinchilla of een zeldzame klavecimbel is
Ik zeg: ‘Knijp in mijn geslacht alsof je de profetische glasblazer wil doden,
Hij heeft je tweede jongste dochter bezoedeld en beklad, zij met de uitstekend functionerende
Nieren, zij die vlijtig en kerngezond was en aan haar lot werd overgelaten
En ’s nachts uit haar slaapkamerraam klom om gore hoefsmeden en sjamanistische
Touwslagers en schalkse ketellappers en formidabele zadelmakers op te zoeken
Maar ze vond slechts de profetische glasblazer die niettemin overstag ging
En zijn sadistische neigingen botvierde op je voorheen kerngezonde tweede jongste dochter
Ze is niet meer gezond, ze is al lang niet meer gezond, ze sluit zich op in de kelder
Ze verminkt haar armen met een roestige blikopener, ze eet bergen kappers en olijven
En communielammeren en eendenborsten en immense porties mangochutney en bussen
Slagroom en heuvels gummi-inktvissen en familieporties pickles-chips
Tot ze moet kotsen, het woord familie in familieportie doet haar kotsen
En ze kotst op de fluwelen haarlinten en de loodzware zwembekers
Van haar moeder, en op de nostalgische hobbelpaarden en de potsierlijke schermkostuums
Van haar vader, van jou, jouw schermmasker waardoor je op een verdwaasde imker leek
Ik hoop dat je luistert: de profetische glasblazer heeft je tweede jongste dochter verwoest
En jij wilde blind blijven en je verliezen in de zeldzame nierziekte van je favoriete kind,
Knijp, dood, knijp, dood, knijp, dood, knijp, DOOD!!!’

De mystieke chrysantenkweker knijpt en huilt, knijpt en snottert,
Knijpt en muist ervanonder, hij was nooit een geslaagde boeman
Hij was altijd een lafhartige gezinsman
Hier lig ik dan, ik sabbel op een camembertkorst
Ik trek mijn kleren weer aan, ik keer terug naar de waterspuwer en mijn vader
Mijn vader is verdwenen, hij heeft een paarse diadeem
En een boek over vulkanen achtergelaten, het is schandalig dat hij nooit een vulkaan is geweest
Mijn moeder wel, mijn moeder kon uitbarsten en ze kon je opslokken en je weer uitbraken
Ik zeg tegen de waterspuwer: ‘Lieve God, straf mij aub! Of was die scène in het steegje
Met de mystieke chrysantenkweker die zich geen raad wist met mijn vulva mijn ultieme straf?
Het is niet voldoende, God. Je moet me langduriger en origineler en scherper vernederen.
Ik wacht vol ongeduld.’

Over de auteur

Delphine Lecompte