Gepubliceerd op: zondag 29 augustus 2021

Beelden uit een tentoonstelling (14) – Meret Oppenheim

 

‘Het diepste aan de mens’, schreef Paul Valéry, ‘is de huid.’ Hij voegde eraan toe: ‘Voor zover hij zichzelf kent.’ Naast onze huid is weleens sprake van een tweede huid: de kleding, en een derde: de architectuur.

Soms dragen mensen handschoenen: als teken van beschaving, om zich te beschermen of te verwarmen. De etiquette wil dat je als heer je handschoen uittrekt als je iemand de hand geeft, zoals mensen vóór corona nog deden. Een vrouw mag ze aanhouden. Handschoenen zijn er in diverse vormen en materialen: ovenwanten waarin je op de duim na geen vingers meer herkent, bokshandschoenen die nauwelijks nog de vorm van de hand volgen, grove en fijne handschoenen in wol, leer en zijde, kunststof handschoenen voor zwaar werk, dunne plastic handschoenen om te poetsen of hygiënisch met mensen en dingen om te gaan.

Handschoenen onttrekken je hand aan de blik. Ze verbergen bijvoorbeeld rimpels en schaafwonden. Ze maken de fysiek en psychisch kwetsbare mens minder kwetsbaar.

OPPENHEIM-Handschoenen-tento-Design-Museum-Den-Bosch-klein

Precies op dat punt haken de Handschoenen van Meret Oppenheim in. Ze ontwierp ze in 1942/45 en realiseerde ze in haar laatste levensjaar. Je kijkt ernaar met een mengeling van fascinatie en onbehagen. Het zijn esthetische objecten, gemaakt van grijs geitenleer. Dierenhuid voor mensenhuid. In plaats van iets te verbergen leggen ze iets bloot. De versiering, in het rood gezeefdrukt en gedeeltelijk geborduurd, toont de dikke en fijnere aderen die onder de huid verborgen zitten. De kunstenaar laat het uitwendige en het inwendige met elkaar versmelten. Natuur en cultuur worden kortgesloten.

Het duurzame, dat wat vaak verder reikt dan een mensenleven – hoeveel handschoenen, zeker kostbare, vind je niet in nalatenschappen? – wordt geconfronteerd met het broze van het lichamelijke bestaan, de vertakking van de bloedsomloop. Juist dat hachelijke maakt dit werk aangrijpender dan een verwant object van beschilderd leer waarvan op de tentoonstelling een ontwerp wordt getoond: Skelethandschoenen.

OPPENHEIM Skelethandschoenen tento Des Mus Den Bosch 2021

OPPENHEIM detail Handschoenen

 

Deze handschoenen komen vertrouwder over, al is het maar van kostuums van wie zich met carnaval of Halloween verkleedt als skelet. Een robuuste gimmick, best origineel in zijn omkering van wit en zwart. Maar het werk kruipt letterlijk en figuurlijk minder onder de huid. Het fungeert ternauwernood nog als ‘memento mori’, terwijl Handschoenen, hoe esthetisch verleidelijk ze ook zijn, in je onderbewuste het schrikbeeld van het ‘memento putrefieri’ oproepen – vleesgeworden vergankelijkheid.

OPPENHEIM Das Schulheft

Tegelijk schuilt er altijd ironie in Oppenheims oeuvre: een grimlach naar de fijne onderscheidingen waar mensen prat op gaan en het dunne laagje beschaving. Levenslust ook en het plezier om dingen op hun kop te zetten, binnenstebuiten te keren, je niets van conventies aan te trekken. ‘Niemand schenkt je vrijheid, die moet je zelf grijpen’, zei ze in haar dankwoord bij de uitreiking van de Kunstprijs Bazel (1975). Zij nam zich die vrijheid al in het oudste werk op deze tentoonstelling: Das Schulheft (schoolschrift 1930/ets 1973), waarin ze een formule uit de wiskundeles herleidt tot een levenslustige en ontwapenende haas, die ontsnapt aan fixering.

Haar spot was ook zelfrelativering. Van haar altijd weer geciteerde en afgebeelde beroemdste werk, Object of Déjeuner en fourrure (1936), dat tot icoon van het surrealisme werd verklaard – hoewel ze zichzelf nooit als een surrealist heeft beschouwd –, knutselde ze later een knullige ‘platte’ versie in de vorm van een kitscherig votief, als om die roem van zich af te schudden.

OPPENHEIM-tento-eerste-ruimte-Design-Museum-Den-Bosch-fotos-video-zomer-2021-klein

OPPENHEIM Röntgenfoto uitvergroot tegen wand tento MO zomer 2021

 

Tegenover de wand met een aantal al even iconisch geworden foto’s die Man Ray in de jaren dertig van de verblindend mooie jonge, vaak naakte vrouw heeft gemaakt hangt een uitvergroting van de röntgenfoto  die ze in 1964 door een bevriende radioloog van haarzelf liet vervaardigen. Ze voorzag hem, zo toont een werktekening verderop, in drukletters van haar naam, geboortejaar en het verzonnen sterfjaar 2000. Je ziet nog amper de contouren van huid en vlees, maar vooral schedel, halswervel en botten. En, als een nuchtere bevestiging van het adagium ‘Ars longa, vita brevis’, de diepzwart duidelijke, door haar ontwerpen sieraden die ze draagt.

In werkelijkheid stierf Meret Oppenheim, precies zoals ze op 36-jarige leeftijd had gedroomd van een zandloper die voor haar werd omgedraaid, toen ze 72 was. Haar kunst is springlevend.


De tentoonstelling
Meret Oppenheim: für dich – wider dich loopt t/m 5 september 2021 in het Design Museum, Den Bosch.

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)