Gepubliceerd op: donderdag 1 juli 2021

Delphine Lecompte – Verboden Paula

 

In de Toeristenlaan nummer elf woonde de prachtigste, luidste, meest wonderlijke, meest opzichtige, meest uitbundige, en meest over de tongen gaande vrouw van De Panne: Paula. Op een dag belde ik domweg aan om koekjes te verkopen en ze betoverde me. Vanaf die bewuste gezegende dag (een nieuwe tijdsrekening brak aan) ging ik om de haverklap op bezoek bij Paula en ze onderwees me over de mannen en de seksuele trucjes die ze binnenkort van me zouden eisen en ze leerde me poker spelen en advocaatlikeur drinken. Ik was zeven.
Zowel mijn moeder als mijn grootouders verboden me om naar Paula te gaan, maar ik bleef het doen. Omdat Paula wereldwijs en onweerstaanbaar, maar vooral wild en schaamteloos was. Zowel mijn moeder als mijn grootouders hadden perverse hobby’s en macabere kannibalistische smaken en nauwelijks onderdrukte necrofiele goestingen, maar zij waren zogezegd slim en lazen Bataille en verborgen hun neigingen achter een intellectuele façade. Terwijl Paula ongecompliceerd volks en instinctief wellustig en compromisloos vulgair was, en slechts haar horoscoop en Jackie Collins las.

Paula woonde helemaal alleen in een grote witte villa met zicht op de duinen. De villa heette Nusland, West-Vlaams voor ‘ons land’. Een bespottelijke en fascistoïde naam volgens mijn moeder. Het beroep van Paula was vreemd: in haar kelder onderwierp ze mensen die met een lidmaat in het plaaster zaten aan allerlei driloefeningen met koorden en martelwerktuigen, en aan vreemde massagerituelen met stenen en kaarsvet. De mensen waren dankbaar achteraf en betaalden Paula royaal, en op die manier kon ze paarden kopen voor zichzelf en surfplanken voor haar mooie frivole leeghoofdige zoon. Paula droeg altijd gouden juwelen en een zonnebril met een schorpioenlogo en ze ging regelmatig op reis naar Monaco. Dan keerde ze terug met stola’s en hoeden en heroïne en sierzwaarden en glazen snoepgoed. Maar ik werd vooral aangetrokken door haar gigantische, steeds aanzwellende collectie pluchen katten. Bijna allemaal Siamese katten. Ik mocht ze niet aanraken, maar soms wanneer Paula in de keuken was om een ijscoupe voor me te maken liet ik mijn wang kriebelen door hun snorharen. En dat was zaliger dan op de schoot te moeten zitten van de conciërge van het college van Veurne die rook naar Spaanse kazen en naar Russische turnmatten, en wiens duimen zodanig zweetten dat hij de kinderen wijsmaakte dat hij zijn duimen kon doen huilen op commando.

Paula was exotisch en loom maar tevens pragmatisch en dynamisch. Ze sprak meer dan acht talen en ze had mannen bij de vleet, maar zij hield de touwtjes in handen. Werden ze te tiranniek en bezitterig dan jaagde ze de mannen de deur uit met haar geladen jachtgeweer. Ook het jachtgeweer trok me aan, nog meer dan de katten eerlijk gezegd. Het geweer obsedeerde me en op een dag zei Paula dat ik mocht schieten op de duinwachter omdat het 17 mei was. Die datum deed geen belletje rinkelen: het was niet de verjaardag van Paula, niet de verjaardag van haar zoon, niet de mijne, geen Pinksteren, ook geen Hemelvaartsdag, geen verkiezingen, geen nieuwe koning, geen oogst, geen volle maan, geen geboorte, geen wonderbaarlijke visvangst, geen ontsnapte gevangene bij de lurven gepakt…
Maar ik stelde geen vragen, nam trillend van de anticipatie het geweer aan, mikte op de barse haatdragende prohibitieve duinwachter, en schoot mis. De duinwachter schrok zich niettemin een hoedje en Paula lachte aanstekelijk en gaf me een vochtige kus op mijn mond.

Ik was verliefd op Paula maar haar zoon vond ik ondraaglijk lichtzinnig, hol, hebberig, pesterig, verwend, irritant, en schandelijk landerig. Hij had ook de vervelende gewoonte om steeds te frunniken aan de ritsen of knoopjes van mijn bovenste kleren wanneer ik op bezoek was. Om me te intimideren, of in de hoop dat ik dan rapper zou vertrekken. Hij was tien jaar ouder dan ik maar hij ervaarde mijn aanwezigheid in het huis van zijn moeder als bittere concurrentie. Wat ook zo was. En hij wist dat zijn moeder me geld toestak en dat ik het geld altijd aannam. Met het geld dat ik van Paula kreeg kocht ik smakeloze trollen en boeken over fretten omdat het mijn grote wens was om ooit in een huis vol fretten te wonen. Noodgedwongen moest ik de trollen en de boeken in de garage van de pedofiele tuinman bewaren, maar ik had geen sleutel van die garage en was dus afhankelijk van de tuinman wilde ik mijn trollen bezichtigen en mijn boeken doorbladeren. Ik moest zijn toestemming vragen en die toestemming kreeg ik pas nadat ik hem geplezierd had.
Oh en voor ik het vergeet… Paula en ik hadden een maandelijkse traditie: elke tweede woensdag van de maand keken we naar Some Like It Hot en achteraf dansten we de tango met een gedeelde roos in onze mond. Ik was Daphne. Wanneer ik wegging zei Paula liefdevol en geil: ‘Nobody’s perfect.’
Dat was de laatste zin uit Some Like It Hot. Een magische zin die ik altijd zou blijven gebruiken om mijn zonden en verslavingen en slechte karaktertrekken, en die van mijn medemensen, te vergoelijken.

Op een nacht werd ik wakkergemaakt door mijn grootmoeder, ze beweerde dat Paula zelfmoord had gepleegd. Ik sloeg mijn grootmoeder. Voor het eerst, voor het laatst. Het was echt niet mogelijk, de zelfmoord van Paula. Paula bruiste, ze was mooi en gezond en ze verveelde zich nooit. Ze reisde graag en ze kreeg voortdurend aandacht van de wereld. Vereenzaamde taxidermisten, bipolaire garnalenpellers, depressieve alpacafokkers, en schizofrene touwslagers pleegden zelfmoord. Of ouders die een kind hadden verloren. Paula had geen reden om zichzelf van het leven te beroven. En toch had ze het gedaan. Niet met haar geweer, mijn grootvader vertelde me de volgende dag aan het ontbijt dat Paula zichzelf had opgeknoopt omdat er altijd een kans bestaat dat je een plant wordt wanneer je een kogel door je hersenen jaagt.

Ik mocht godzijdank naar de begrafenis van Paula gaan. Ik ging met mijn afkeurende moeder. De pastoor deed alsof het een ongeluk was, alsof Paula een lamp had proberen te vervangen, van de trapladder was gevallen, en haar nek had gebroken. Er was een sobere rouwmaaltijd achteraf, met koude chocolademelk en pistolets met kaas. Mijn moeder flirtte met een (volgens haar) beroemde Monegaskische dirigent wiens schoenen en neus veel te lang en te glanzend waren. Spiegelpaleizen. Na de rouwmaaltijd schudde mijn moeder me door elkaar en schreeuwde ze dat het abnormaal was dat ik tijdens de begrafenis geen traan had gelaten om Paula. Maar ze was gewoon kwaad omdat de beroemde Monegaskische dirigent haar in het bijzijn van iedereen had afgewezen. Ze was kwaad en vernederd. En ik had al gehuild in een bunker op het strand de dag voordien.
Met de zoon van Paula heb ik geen contact meer gehad, behalve die ene keer toen hij me in de duinen met mijn gezicht in een hoopje konijnenkeutels duwde en mijn billen beroerde.
Niet lang daarna ging hij studeren in Gent: veeartsenij.

Over de auteur

Delphine Lecompte