Gepubliceerd op: zondag 4 juli 2021

Delphine Lecompte – Pis in een Roemeense luchterwinkel en gal in het hete gekkenhuis

 

In het andere bed ligt een sombere zwaarlijvige vrouw uit Brussel
Ze lacht alleen wanneer we komedies over zwangerschappen bekijken
Er is slechts één televisietoestel in de kamer en dus lach ik mee
In de gang zingt de schizofrene alpacafokker een liedje van Les Poppys
Dit is het gekkenhuis maar buiten is het erger: buiten zwaaien bureaucraten
En pedojagers de plak, ik denk aan de bedeesde zeepzieder die antiburgerlijk is
Zodanig antiburgerlijk dat hij zijn blik niet afwendde toen ik mijn broek uittrok
In een Roemeense luchterwinkel en urineerde op het somptueuze tapijt.

Was er een lamp gevallen dan was de scène poëtisch geweest
Maar er viel geen lamp en de mooie poezelige vrouwen tierden
De langste de elegantste sloeg op haar eigen wijsvinger met een hamer
En de nagel waarop kolibries grote sier maken en brilberen een eekhoorn reanimeren
Kwam los te zitten en viel naast de kassa op de grond
Nu ligt die nagel als een amulet op mijn nachtkastje
Er zit een frigo in het nachtkastje verwerkt, maar mijn kaasplakjes smelten toch
De hittegolf, het is zwaar voor iedereen.

Maar ik ben niet geïnteresseerd in iedereen, mondjesmaat vertelde de bedeesde
Zeepzieder me na het urine-incident in de Roemeense luchterwinkel zijn leven
Hij deed zijn leven uit de doeken vanaf de dood van zijn vader
Pootjebadend werd hij op de hoogte gebracht van de dood van zijn vader, een Litouwse voddenraper
Die graag minderjarige fagottisten en schichtige degenslikkers streelde tegen hun zin
De sombere zwaarlijvige vrouw uit Brussel heeft een Turkse pooier
Die joviaal is en vaak op bezoek komt, hij betrekt me bij hun gesprekken
En toont me foto’s van zijn ara’s en chihuahua’s en brommers en clowns aan touwtjes.

We hebben ook iets gemeen: we haten allebei de film The Shining
Omdat Stanley Kubrick domweg het bovennatuurlijke naast zich neerlegt
En doet alsof alles zich afspeelt in de zieke geest van Jack Torrance
Vandaag heeft de Turkse pooier een pot speculaaspasta voor me meegebracht
Ik doe alsof ik slaap en ik fantaseer onder het laken dat ik mijn moeder vermoord
In een woestijn, het is een redelijk drukke woestijn in de Verenigde Staten van Amerika
Ik gebruik een mitraillette omdat ik te laf ben om mijn blote vuisten te gebruiken
Maar eerst halen we herinneringen op aan mijn eerste sneeuw, mijn eerste bijensteek,
Mijn eerste kappersbezoek, mijn eerste neusoperatie, mijn eerste kermisverkrachting,
Mijn eerste tandextractie, mijn eerste vernedering op een podium, en mijn eerste woningbrand.

Mijn moeder was altijd toevallig in de buurt, maar ze ontkende met klem dat we verwant waren
Nu werp ik de mitraillette per ongeluk op een schorpioen, hij wordt poeder
Eindelijk krijg ik ook eens bezoek: de voormalige vrachtwagenchauffeur staat naast mijn bed
Hij ruikt naar boerenringworst en naar papier-maché hoenderen voor een folkloristische stoet
Hij trekt het laken weg en begroet mijn kamergenote
Hij negeert de Turkse pooier omdat hij behoorlijk racistisch is
We verlaten de kamer en drinken limonade op de rand van de vijver
De sierkarpers komen ons sarren met hun obscene tuitmondjes.
Ze flitsen zoals de luchters in die Roemeense piswinkel, de winkel die me omtoverde
In een eeuwige vuilaard, met als enige genadige ooggetuige de bedeesde zeepzieder
Ik was stomdronken, ik kon de woorden ‘ladder’, ‘haver’, ‘sleutel’, en ‘bietenboer’
Zelfs niet meer uitspreken, en had ik dat toch gekund
Dan zou ik wartaal en leugens hebben verteld over de argeloze bietenboer
Die op Eisenhower leek en me in huis nam omdat ik kangoeroes en akelige galmende
Treiterende Aboriginals hoorde, ze waren psychotisch
Zowel de kangoeroes als de Aboriginals
Pas veel later besefte ik dat ik de enige zieke van het universum was.

Ik verplichtte de bietenboer om mijn kleren kapot te scheuren
Zoals de vrouw van Potifar, en de bietenboer gehoorzaamde
En penetreerde me en toen heb ik zijn kippen gedood met de scherven
Van een gebroken bokaal rabarberconfituur, en daarna ben ik naar de politie gegaan
En ze geloofden me, ze dachten dat ik een slachtoffer was
Nochtans heb ik de kippen vermeld, maar ze vonden de kippen niet heel belangrijk
De bietenboer heeft zelfmoord gepleegd met de broeksriem van zijn eerstgeborene
Die niet naar huis is gekomen voor de begrafenis.

Hij is een belangrijke pief poef paf in Wichita, letterlijk
Hij verkoopt wapens waarmee je nooit stuntelig overkomt
Wapens aan morose winhondenfokkers, aan bulderende meubelmagnaten,
Aan niezende gokverslaafden, aan kannibalistische luchtballonvaarders,
Aan dementerende orgeldraaiers, aan cynische ververs, aan hatelijke schaapscheerders,
En aan simpele pubers, wie geld heeft wordt graag gezien door de zoon
De vader was helemaal anders.

De voormalige vrachtwagenchauffeur streelt mijn behasluiting
Hij zegt: ‘Jij…’
Eindelijk een beetje troost in het gekkenhuis
Ik echo: ‘Jij…’
Maar ik haper, hoe is het mogelijk
Ik klink als een kikker of als een betonmixer.

De voormalige vrachtwagenchauffeur kijkt gekwetst naar zijn handrug
Ik kus zijn korstige schouder, hij wordt weer de draak die me verloste
Van de vuile prins en van de lamlendige koning en van de schofterige stalknecht
En van de listige hoefsmid en van de zelfgenoegzame psychiater en van
De frivole arbeidsbemiddelaar en van de vader de kromme tekortschietende troubadour.

Over de auteur

Delphine Lecompte