Gepubliceerd op: zondag 18 juli 2021

Delphine Lecompte – Bij okapi’s, bij hocus pocus, bij jou

 

Ik vind dat ik genoeg heb geleden
Maar de wereld wil er nog een schepje bovenop doen
Wellicht is dit een erg puberaal begin, narcistisch dramatisch theatraal
Ik ben weggelopen van de oude kruisboogschutter omdat hij me koeioneerde
De voormalige vrachtwagenchauffeur eet ijsbollen zonder ceremonie op een hoorntje gekwakt
We verblijven in een vreemde stad waar mensen ons cowboylaarzen
En batterijen voor Moldavische synthesizers en boeken over neurologische aandoeningen
Bij okapi’s willen aansmeren, ik denk aan het voorzetsel ‘bij’
Het klopt niet, ik zeg luidop ‘hocus pocus’, dat klopt tenminste wel.

De voormalige vrachtwagenchauffeur laat me likken van zijn ijsje
Dertig minuten geleden droeg ik in een wasserette mijn gedrochtelijke gedichten voor
Maar hier zitten met mijn chronische oogstrontjes en mijn intense heimwee naar de satanische
Verenigingen waar ik als kind lid van was, de leider van was
En likken en me vergissen en spugen en opnieuw likken en grinniken en de lof zingen van een witte
Duif en een dementerende orgeldraaier oppeuzelen en een zadelmakerzoon beademen
En zonnebaden en de oude kruisboogschutter haten voelt minstens even onnatuurlijk
En surrealistisch aan, iedereen stond recht in de wasserette
Als apostelen of als hamers, ik wilde schreeuwen maar ik was bang om gelyncht te worden.

‘Je bent mooier dan een iglo,’ zeg ik waarheidsgetrouw tegen de voormalige vrachtwagenchauffeur
‘Je bent zelfs mooier dan een vogelspin,’ voeg ik er leugenachtig aan toe
Plots weet ik zeker dat ik op twaalf april 2058 zal stikken in een poppenhuisbroodbakmachine
Mijn moeder zal dan net geen honderd jaar oud zijn
Arme mama, dat ze op haar gezegende leeftijd de dood van een kind moet meemaken
Ze ligt momenteel in een reusachtige kermisachtige centrifuge
De oude kruisboogschutter ligt naast haar, ze zijn precies twee kinderlijke farao’s
Hun organen zijn prachtige hemellichamen of magische onderzeese creaturen
Alleszins schilderijen van het genie Wassily Kandinsky, je nam me mee mama.

Naar musea, Kandinsky was een openbaring en Seurat in zekere zin ook
Monet was de vijand, ik ben vergeten welke schilders ik middelmatig vond
‘Je bent mooier dan een vereenzaamde taxidermist druk in de weer
Met een opgezette wezelmaki die zich verzet tegen het vastgenageld worden aan een plank,
Je bent mooier dan de wezelmaki, mooier dan de plank,
Misschien zelfs mooier dan de nagels, wil je mooier zijn dan de nagels, vrachtwagenchauffeur?’
‘Nee, diabolische dichteres, nee. Ik wil zeker niet mooier zijn dan de nagels.’
We trekken foto’s van een oogziekenhuis en foto’s van twee nutteloze alpaca’s
Ik heb nog maar zelden vriendelijke gedachten over Jezus, het is een beetje verontrustend.

Nu drinken we bier in een park tussen pas afgestudeerde hondenkapsters zonder illusies
En kannibalistische orgelbouwers op zoek naar broze metselaars, sjamanistische touwslagers,
Mystieke chrysantenkwekers, onbehouwen walvisvaarders, en naïeve pistoolschilders
De voormalige vrachtwagenchauffeur spreekt lyrisch over het vierde album van Black Sabbath
En terecht, een onderwaterlasser met een sympathieke hazenlip leest mijn hand
En bevestigt dat ik op twaalf april 2058 zal stikken in een poppenhuisbroodbakmachine
Ik zeg snauwerig: ‘Dat wist ik al, onnozelaar!’
Ik heb meteen spijt, maar ja
De onderwaterlasser rent het park uit en pleegt zelfmoord in een lelijke folkloristische tripzeef.

Gelukkig weet ik van niets
De voormalige vrachtwagenchauffeur streelt mijn dij
Het is prettig en ik word geloof ik geil
Ik neem zijn gebalde hand en sleur hem naar onze hotelkamer
Er hangt een foto van een bedachtzame moerasmangoeste boven het bed
We bedrijven de liefde, mijn aars krijgt het zwaar te verduren
Maar dat vind ik fijn, buiten zingen twee zwangere vrouwen opzettelijk vals O Sole Mio
Ze zullen elkaars kinderen vermoorden en niemand zal een traan laten wanneer de moeders
Door de bliksem worden getroffen met elkaars dode kinderen en walvisblubber in hun magen
De voormalige vrachtwagenchauffeur sluit me op in de badkamer tot ik niet meer huil en bloed.

Ik was eens gelukkig in de Toeristenlaan, op het lage muurtje van de weke anesthesist
De pedofiele tuinman gaf me beduimelde prentjes
Van krekels en salamanders en stokstaartjes en zebra’s en vale slangen
Ik zoende de prentjes en later de tuinman in vol ornaat, dat was allemaal oké
Toen mocht ik drie weken in een tent slapen in de tuin van mijn grootouders
het was een grote tent met een voorportaal voor de kwijlende boxerhond
’s Nachts zag ik de trapezeschommel, de necrofiele tegellegger, en de naargeestige bontmagnaat
Schaduwen werpen op de tentzeilen, ik zei: ‘Jullie moeten wachten,
Jullie moeten braaf wachten en willen jullie aub bessen voor me plukken en de incestueuze imker
Voor me afslachten? Controleer de hartslag en breng me de lever. En ik wil als het even kan
Een stevige slede, een lege jutezak, en een ontzettend smakeloze totempaal. Alvast bedankt!’

Over de auteur

Delphine Lecompte