Gepubliceerd op: maandag 14 juni 2021

EI 273: Florence Tonk – Repeteren

 

Meer dan mijn vader
moeder, dan bijna
iedereen of de mooiste
boeken die me troosten
omdat ze me weerkaatsen,
meer dan de beste
delen van mijn lichaam

ben jij voor mij
die kleine
god, met een snee
gehaald
ik faal je dagelijks
al ben je groter dan alles
wat me hiervoor omringde.

Onschatbaar, veel meer dan een
ledemaat, of twee, als
een vitaal orgaan met eigen wil
buiten mij bewegend

en toch wil ik soms niet
even van de krant opkijken,
om in mijn hoofd te blijven,
niet praten over legostenen
maar wel een heel
slecht snoepje geven
word ik boos en spreek te hard
van dingen die je beter
niet zou kunnen horen
dan geef ik kusjes
op je oren, maak je ziedend en
word woedend, ook op jou
met mij mag je de wereld
repeteren: alle streken, liefs
en kwaad, ik blijf je voeren
troosten, verontwaardigen
tot wanhoop drijven,
zoals de mijne deden
zoals dat gaat.

 

Als je met legoblokjes bouwt, verandert bij elk blokje dat je toevoegt, het bouwsel een fractie, komt steeds dichter bij wat het uiteindelijk zal worden. Binnen het uiteindelijke bouwsel schuilen nog de eerdere fasen voor wie heeft opgelet. Bij dit gedicht stapelt de auteur net als legoblokjes de betekenissen zorgvuldig op elkaar. Per regel komt er een stukje betekenis bij, blijkt de vorige regel toch een andere wending te nemen, waardoor je weliswaar in je hoofd de betekenis bijstelt, maar toch die oorspronkelijke mee blijft klinken.

Zo roept de eerste regel al een wereld op: ‘Meer dan mijn vader’ kan betekenen dat de vader iets al heel veel deed of was, maar dat wie of wat er gaat komen nog meer zal zijn of doen. In de volgende regel volgt daar, zonder leesteken direct ‘moeder’ met daarachter meteen een komma, waardoor je met een kleine aanloop in de moeder landt en daar even blijft stilstaan. Het is een vreemde constructie, die nog niet af is, maar omdat vader en moeder weliswaar door de regel gescheiden zijn, maar zonder opsommingsteken, krijg je toch heel even het gevoel dat hier iemand – meer dan wat of wie ook – moeder is, voordat je ontdekt dat vader en moeder deel uitmaken van een opsomming, samen met iedereen en de mooiste boeken, en later nog de beste delen van mijn lichaam. De moeder blijft daardoor meer dan de andere delen van de opsomming doorklinken in de rest van de strofe, en misschien wel het hele gedicht. Het weerkaatsen van de boeken past mooi in een ouder-kindrelatie, omdat ook daar spiegeling belangrijk is.

De delen van de opsomming zijn allemaal belangrijk of dierbaar: een vader, een moeder, de mooiste boeken, de beste delen van mijn lichaam. In de tweede strofe komen de verlossende woorden ‘ben jij voor mij’, waardoor je voelt hoeveel de ‘jij’ voor de ik betekent. Toch loopt de zin nog verder, want deze regel kan ook aan de volgende gekoppeld worden, namelijk ‘die kleine’ met in de regel daarna ook nog ‘god’. Inmiddels is er een flinke stapel aan betekenissen ontstaan. Waren de andere delen van de opsomming voor de ik ook een kleine god, maar overtreft de ‘jij’ hen allen? Het is niet zomaar een god, maar die god met een snee, al blijkt in de volgende regel dat niet de ‘jij’ zelf die snee heeft, maar waarschijnlijk met de keizersnede geboren is. Toch blijf je de snee ook in die ‘jij’ nog een poosje voelen, wat past bij het geboren worden en het leven: zij laten sporen na, littekens. Het is nu duidelijk dat het gaat om een moeder die spreekt tot haar kind.

‘Ik faal je dagelijks’ is een bijzondere constructie. De ik voelt zich tekortschieten tegenover de jij, elke dag opnieuw. Misschien begon dat al met die keizersnede, want sommige moeders zien dat als een tekortkoming ten opzichte van een ‘gewone’ bevalling. Het ‘al ben je groter dan alles wat me hiervoor omringde’ is een toegeving, maar aan wat precies? Wil de ik hier zeggen dat zij weliswaar is tekortgeschoten, maar dat de jij desondanks ‘groot’ is geworden en belangrijker dan wat en wie dan ook?

In de derde strofe doet de ik opnieuw een poging uit te drukken hoeveel de jij voor haar betekent: ‘onschatbaar’ geeft aan dat het eigenlijk niet uit te drukken is. Opnieuw worden de ledematen genoemd. Die herhaling is betekenisvol, omdat het gedicht ook ‘Repeteren’ heet, en de ik in haar zoektocht om de ‘jij’ te vangen, in herhaling, of misschien zelfs in gebreke blijft. De ‘jij’ is meer nog dan een vitaal orgaan, bewegend buiten haar.

En dan volgt in de vierde strofe een tegenstelling: ‘en toch’. Dat de ‘jij’ zo belangrijk is voor de ik, neemt niet weg dat zij soms even de krant wil blijven lezen, niet over legostenen wil praten, en daarom – om het kind zoet te houden – een snoepje geeft. Het ‘slecht’ is hier dubbelzinnig. Het snoepje is misschien slecht voor de gezondheid, maar het slechte zit vooral in het feit dat het voelt als omkoperij, omdat ze even voor zichzelf kiest. Het dagelijkse falen uit de tweede strofe wordt in deze laatste concreet ingevuld: de moeder schreeuwt soms tegen het kind, of zegt dingen die het kind eigenlijk niet zou moeten horen. Ook de kusjes op de oren dragen de lading van de snoepjes. Het zijn zoethouders of goedmakers, maar het leed is al geschied. Ze maakt het kind boos, wordt zelf ook boos, en vervolgens ook op de jij. Je voelt hoe de spanning zich opbouwt.

Tenslotte volgt een soort conclusie: ‘met mij mag je de wereld repeteren’. Het is een wat cryptische omschrijving waarop een dubbele punt volgt met wat meer uitleg: ‘alle streken, liefs/en kwaad’. Dan wordt langzaam duidelijk dat de geschiedenis zich herhaalt. Nu is het de beurt aan de ik en de jij om in een ouder-kindrelatie te herhalen wat alle voorgaande generaties ook deden: de moeder voert, troost, verontwaardigt (mooi hier in de actieve vorm), drijft tot wanhoop, zoals ook haar eigen ouders dat bij haar hebben gedaan. ‘Alle streken’ kunnen grapjes zijn (of ‘kwade streken’), maar dragen ook de betekenis van ‘alle gebieden’, overal ter wereld. Repeteren is herhalen, maar lijkt meer dan de herhaling een doel in zich te hebben. Wat hier gebeurt, is ‘zoals dat gaat’. Ouders houden doorgaans van hun kinderen, maar blijven ook in gebreke. Het kind wordt desalniettemin groot en zal deze streken herhalen met zijn eigen kinderen.

 

Tonk Half heel

 

Florence Tonk

Half heel

Uitgeverij Nieuw Amsterdam

ISBN 9789046828496

 

 

Over de auteur

Dietske Geerlings

- schrijft behalve poëzie, verhalen en romans ook essays over het werk van andere auteurs. Daarnaast is zij docent Nederlands op een middelbare school in Zutphen.