Gepubliceerd op: zaterdag 5 juni 2021

EI 271: Annemarie Estor – Remedie

 

De taal is rook, ’t is alchimisterij!
Waar is het lam dat naar de nacht verlangt?
De rook brandt in uw oog, ’t is alchimisterij!
Uw oor, uw oog, ik zeg dat zij in tweestrijd zijn.
Kijk scherp naar hoe het zingt, ’t is alchimisterij!
En luister naar het licht, wij kunnen slechts in tweespalt
Zijn daar al een geitje – het is warempel alchimisterij –
schreiend dat de dag invalt.

 

Het gedicht doet ouderwets aan. Dat komt in eerste instantie door de woordkeuze: ‘alchimisterij’, ‘tweespalt’, ‘warempel’, ‘schreiend’. Woorden uit het verleden. Natuurlijk komt het ook door de keuze voor het onderwerp: de ‘alchimisterij’ heeft tegenwoordig nauwelijks nog actieve beoefenaars. Bovendien roept het gedicht het beeld op van een ‘lam’ of ‘geitje’ dat met ‘rook’ en gezang bij het eerste ‘licht’ van ‘de dag’ geofferd wordt. Ook al iets wat we eerder met de middeleeuwen associëren dan met onze huidige tijd. Daarnaast draagt ook de elisie die drie keer in het gedicht voorkomt bij aan de ouderwetse indruk die het gedicht maakt.

Die elisie speelt mee in het metrum. Dat bouwt op van een vijfvoetige jambe in de eerste versregel naar een zesvoetige jambe in het vervolg – tot de wending in de laatste drie versregels. Die eerste vijf versregels zijn niet alleen metrisch regelmatig, maar vormen elk op zichzelf een grammaticaal correcte zin, beginnend met een hoofdletter en afgesloten met een leesteken. Samen met de vele klankovereenkomsten die het gedicht rijk is en de herhaling van het woord ‘alchimisterij’ aan het einde van de helft van de versregels maakt dat van het gedicht een bezwerend gezang, dat niet zou misstaan bij het beschreven ritueel.

Dat ritueel lijkt vooral over transformatie te gaan. Het ‘lam’ uit het begin wordt een ‘geitje’ en de ‘nacht’ (v2) wordt ‘dag’ (v8). Bij die transformatie lijkt de ‘tweestrijd’ tussen ‘oog’ en ‘oor’ een belangrijke rol te spelen. Na de vermelding daarvan in v4 versmelt het gedicht het visuele en auditieve juist: ‘Kijk scherp naar hoe het zingt’ (v5) ‘En luister naar het licht’ (v6). Wij zouden zeggen: synesthesie, maar in de wereld van het gedicht is het uiteraard ‘alchimisterij’. We kunnen zo het doel van de alchemisten om “gewone” metalen in goud te veranderen als metafoor zien voor de transformatie die zich in dit gedicht voltrekt.

Ondanks het ouderwetse taalgebruik van het gedicht is het ook een modern gedicht in de zin dat het zelfbewust over taal gaat. In het auditieve en het visuele, die volgens het gedicht ‘in tweestrijd zijn’, herkennen we zonder moeite de twee verschijningsvormen van de natuurlijke taal: gesproken en geschreven. We kunnen de versmelting daarvan die het gedicht propageert dus opvatten als een aansporing om het vooral niet slechts te lezen, maar het ook voor te dragen en ernaar te luisteren. Poëzie is zintuiglijk. Het gedicht stelt meteen in de eerste versregel de ‘taal’ voor als ‘rook’. De zwarte rook vormt letters en ‘prikt in uw oog’ – uw en mijn oog, want wij zijn de lezers. Daarnaast lijkt de voorstelling van taal als rook te benadrukken dat taal niet zozeer verheldert als wel verbergt. Dat haakt in op de zweem van zwendel en oplichterij die aan de ‘alchimisterij’ kleeft. Maar we kunnen er ook anders naar kijken: de taal hoeft niet te verhelderen – er is juist veel te winnen als we haar laten aansluiten bij duistere praktijken uit het verleden. Als we de ‘alchimisterij’ zelf transformeren naar een hedendaagse praktijk.

In dat verband is het interessant dat ‘rook’ een standaardvoorbeeld is van een indexicaal verband in semiotische zin. Er kunnen verschillende relaties zijn tussen een teken en zijn betekenis. Bij een index bestaat er een oorzakelijk verband tussen teken en betekenis: ‘rook’ betekent vuur, want vuur veroorzaakt rook. De meeste woorden van de natuurlijke taal die wij elke dag gebruiken, zijn niet indexicaal, maar symbolisch. De relatie met hun betekenis berust op een gemeenschappelijke afspraak. Het gedicht probeert de taal zintuiglijk te maken en daarmee een indexicale, alchemistische relatie met de wereld te bewerkstelligen.

En zo kunnen we ook de titel opvatten. De alchemisten probeerden ziektes te genezen en het geheim van het eeuwige leven te doorgronden. Daar sluit ‘Remedie’ bij aan. De alchemisten als utopisten,die het onmogelijke mogelijk probeerden te maken. Die een ‘Remedie’ tegen alles zochten: niemand ooit nog ziek, niemand ooit nog arm. Maar misschien moeten we ook het maken van een niet-verhelderende verbinding met de wereld en eeuwenoude rituelen en praktijken als ‘Remedie’ zien. Waartegen is niet precies duidelijk, maar dat heeft de lezer voor het uitzoeken. En misschien is het zelfs wel de alchemistische remedie tegen alles.

 

Tweepigrammen

 

Tweepigrammen
Dichters over het Boekenweek-thema
Uitgeverij Wereldbibliotheek
ISBN 9789028451520

 

 

 

 

 

 

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.