Delphine Lecompte – Het water brak en de pluchen veelvraten werden achtergelaten
Plots word ik overmand door de zin om de energiereep van een veteraan op te eten
Bewaard als akelig ongeliefd souvenir weggemoffeld achter een Beiers kerststalletje
En de veteraan is de oude kruisboogschutter, de veteraan is altijd de oude kruisboogschutter
Ik noemde hem onlangs ‘mijn pispaal’ in de krant, maar hij leest de krant niet meer
Hij zit aan de grote tafel in de woonkamer en tekent onzichtbare paasliturgieën
En blozende mangoesten op de handleiding van zijn nieuwe frietketel
Ik zeg niet: ‘Wat teken je mooi!’
Het zou de oude kruisboogschutter ergeren, hij krijgt niet graag complimenten
Van vrouwen die rare blasfemische gedichten schrijven.
Ik loop de trappen op, open de kast en betast de energiereep
Achter het Beierse kerststalletje met de lege kribbe en de korzelige koningen
Een os en een ezel, maar geen herders en geen pleegouders
Jezus ligt op de brede rug van de os, dat heeft de oude kruisboogschutter zo gearrangeerd
Hij vond de kribbe te laag, te nauw, en te oncomfortabel voor de Heiland
Ik smikkel de energiereep op en denk aan de voormalige vrachtwagenchauffeur
Die zijn camion vol pluchen veelvraten en slazwierders in Drongen moest achterlaten
Toen het water van zijn vrouw brak voor de eerstgeboren zoon
En het toeval wil dat de analfabetische jongenshoer en ik die nacht in de camion hebben geslapen.
Ik kende de voormalige vrachtwagenchauffeur nog niet in die tijd
En de analfabetische jongenshoer was nog geen jongenshoer
We waren verwilderde kinderen met een hekel aan breuken en farao’s
En aan de racistische meester Willy, we speelden met de slazwierders
Tot ze stukgingen en daarna vielen we in slaap op de pluchen veelvraten
Vandaag heb ik geen hekel meer aan farao’s, integendeel
De bazen van de voormalige vrachtwagenchauffeur waren stuk voor stuk smeerlappen
En zijn collega’s waren kruiperige pissebedden, lafhartige spiegelkevers
De zoon werd al heel snel na zijn geboorte een problematisch kind
Met een ziekte aan zijn verhemelte en onderkaak, maar nu is hij mooi en bovendien postbode.
Ik streel de os en daarna het dak van het kerststalletje
In De Panne was Jezus in het jaar 1985 een strijkijzerpion
En het jaar daarna een smurf, maar ik weet niet meer welke smurf
Alleszins niet de ijdele smurf en ook niet de smurf die iedereen fopte met ontploffende geschenken
De twee smurfen die ik haatte
Ik keer terug naar de woonkamer, de oude kruisboogschutter zegt verwijtend:
‘Niets is heilig voor jou!’
Ik zeg sussend: ‘Toch. Toch. Toch. Heilig zijn: de Maleise stinkdas, Max Beckmann,
Alice Cooper, Klaus Kinski, de alomtegenwoordige okapi, de ordinaire giraf, Rimbaud,
De listige halsbandlemming, mijn moeder, de bedeesde zeepzieder, de bipolaire visser
Die een alpaca redde uit de klauwen van een meute lijmverslaafde pantomimedraken,
De necrofiele tegellegger, de roodharige schuldbemiddelaarster van mijn vader,
De imbeciele vogelwichelaar, de mislukte berentemmer, de morose
Windhondenfokker die morgen mijn leven zal redden met melk en een kompas en
Een zilverpapieren fluiteend of witbuikrotgans, en de genadeloos foeragerende Aboriginal
Met zijn ongeneeslijke beenzweren.
Maar wacht: dit lijstje is onvolledig…’
De oude kruisboogschutter wacht niet, hij loopt geërgerd naar de keuken
En verscheurt daar mijn boek over het sterrenbeeld van de bedeesde zeepzieder
Hoe moet ik hem nu doorgronden?
Ach, dan maar andere wezens doorgronden
Ik verlaat het paleis van de oude kruisboogschutter en in de Joe Englishstraat kom ik
De mystieke chrysantenkweker tegen, hij heeft net twintig lakens
Met een rendiermotief gekocht, hij is in zijn nopjes en geeft de muts op mijn kop een kus
In de kantine van het bijna failliete zwembad drinken we forse glazen kriekenbier
En spreken we over mijn gedichten die bergaf gaan, en over mijn moeder
Die ondanks haar beroertes en psoriasis hoge toppen scheert in haar avondklas hoefverzorging.
Ik wilde zo graag mijn moeder worden toen ik vijf was
Daarna boerin en poolreiziger
Ik wil nog steeds poolreiziger worden
De mystieke chrysantenkweker vraagt: ‘Waarom kijk je zo beteuterd?’
‘Omdat ik 43 jaar ben en nog steeds geen vriendschap heb weten te sluiten
Met een zacht sereen goedlachs absoluut niet vulgair Eskimokoppel.’
‘Ja, ik begrijp je frustratie,’ zegt de mystieke chrysantenkweker mild spottend
We drinken verder, alcohol drinken is zalig maar ontzettend gevaarlijk voor mij
Van alcohol word ik duivels en springerig, zeg maar kwaadaardig en sadistisch, ik overdrijf
Ik overdrijf niet.
Ik kijk naar de spartelende kinderen in het ondiepe water
Ik kan ze niet beschermen
In het erg diepe gedeelte van het zwembad sterft een fiere stierenvechter
Met een slecht verteerde lasagne van de Lidl en tien frangipanes van bakkerij Blomme
In zijn maag, opschudding en gierende zenuwen
De mystieke chrysantenkweker verlaat de kantine met zijn prachtige rendierlakens
De dode stierenvechter wordt meegenomen door twee ambulanciers
De magere ambulancier lijkt op een kruising tussen een bidsprinkhaan en een pelsjager
En de dikke ambulancier lijkt op mijn corrupte gewelddadige opportunistische neef Kristiaan.