Gepubliceerd op: donderdag 17 juni 2021

Delphine Lecompte – Het expressionisme en mijn miskraam

 

Ik laaf me aan de gezellige beklemmende agressie van Max Beckmann, aan de drukke schizofrene eenzaamheid van Ernst Ludwig Kirchner, en aan de kleurrijke kronkelende waanzin van Emil Nolde: de grote drie ‘ontaarde’ expressionisten waar ik als puber mee dweepte en daarna als jonge volwassene, jonge psychiatrische patiënt, jonge otterverzorger, jonge rekkenvuller, niet meer zo jonge dichter, niet meer zo jonge bejaardenverzorger, niet meer zo jonge alcoholist, veertigjarige psychiatrische patiënt, ex-alcoholist, columnist, BV (even), hopeloos geval (voor het leven).

Mijn slimme intellectuele gesofisticeerde moeder nam me als kind vaak mee naar musea, dan leidde ze me zachtjes en pedagogisch naar de in haar ogen koddige, liefelijke, speelse, gemakkelijk verteerbare schilderijen: de pure bevallige neoclassicisten met hun zuilen en gewaden en heroïsche leeuwentemmers en steriele sterfscènes in badhuizen en de gezapige kabbelende impressionisten met hun picknickmanden en zwemsters en ontwapenende circusartiesten en schadeloze vlindernetjes op heuveltoppen. Ik was drie seconden onder de indruk van de snoeverige virtuositeit van de neoclassicisten en negen seconden onder de indruk van de rustieke anarchie van de impressionisten, maar het rustieke element stoorde me teveel om de anarchie te kunnen waarderen.
De zaal met de expressionisten daarentegen was altijd een openbaring, in eender welk museum.
Hier vond ik eindelijk de verwrongen tronies waar ik mee kon verbroederen en de ostentatief ziekelijke krochten die me vertrouwd waren, uitgelaten wild en onbeschaamd exhibitionistisch op een canvas gesmeten. Ik smulde uitgehongerd en gretig van de compromisloze verdorvenheid van de opzichtige hoeren, van de gretige omkoopbaarheid van de grijnzende degenslikkers, van de sinistere scheefheid van de ambigue markttaferelen, en van de knotsgekke primaire ordinaire dieren in wouden die nooit klopten. Ik slokte het allemaal op. Ik werd verzwolgen, het slorpte me op, het versmachtte me op zalige wijze. Ik wilde overmeesterd en overdonderd worden want ik begreep de expressionisten. Ik begreep dat zij het hadden begrepen. Dat ze mij en zichzelf en de noodlottigheid van ons bestaan hadden begrepen, de woeste verschroeiende vrolijke zelfdestructieve explosieve verdoemenis. Ik internaliseerde hun demonen en hun kwellingen en hun blauwe paarden en hun akelige zelfportretten met blaasinstrumenten.

En toen ik 35 werd wist ik dat ik mijn devotie voor de expressionisten moest doorgeven aan een kind, aan mijn kind. Maar zowel mijn moeder als mijn vader als mijn psychiaters als mijn fietsenmakers als mijn tandartsen hadden me reeds vroeg ingeprent dat ik te gebrekkig en te stumperig was om een kind op de wereld te zetten, laat het over aan de mooie waardige elegante serene normale mensen. Ik heb geluisterd. Ik heb lang geluisterd maar toen moest het toch gebeuren. Ik zocht een man met een huis en een ziel en een muilezel en een karakter dat toegeeflijk zou zijn voor mijn expressionistische driften en obsessies.
Zo’n man bestaat niet. Ik moest me beredderen met een voormalige vrachtwagenchauffeur. Algauw werd hij ‘de voormalige vrachtwagenchauffeur’, een terugkerend personage in mijn gedichten en columns: loom, lui, drankzuchtig, lankmoedig, verslagen, melancholisch, dof, joviaal, komisch, gul, arm, bitter, getraumatiseerd, verguisd, misprezen, aanbeden (door mij, heel even). Hij bezwangerde mij onwillig. We hadden beiden een drankprobleem, en ik was bovendien labiel en opvliegend. Zeg maar gewelddadig. En een kleptomaan.

Ik was zes weken zwanger. Eerst onwetend, daarna gulzig en zelfvoldaan. Ik zocht informatie op over de zwangerschappen van andere soorten: de franjehaai, de olifant, het gilamonster, de koe, de orka, de lammergier, het zeepaardje, de lapsnuitkever, de krokodil. Voor de dieren loopt een zwangerschap zelden of nooit mis en ze blijven jagen en spelen en eten en steken en zonnebaden uit noodzaak.
Ik kreeg een miskraam.
De oude kruisboogschutter voerde me bloedend naar het ziekenhuis en hij ging aan de verkeerde kant van de onderzoekstafel zitten. Ondertussen was de voormalige vrachtwagenchauffeur bier aan het drinken met zijn afschuwelijke manipulatieve ongemanierde carnavaleske bovenbuurvrouw uit Maastricht, gevallen adel. En wat een ontzettend smerige schreeuwerige potsierlijke valpartij waar menig Duitse expressionist van zou hebben gesmuld. Een geluk bij een ongeluk: de dag van mijn miskraam had ik in het ziekenhuis een afspraak met mijn dermatoloog. Twee vliegen in een klap! Na de miskraam had ik nog drie uren tijd alvorens ik bij de dermatoloog moest zijn. De oude kruisboogschutter trakteerde me op kriekenbier en kriekentaart. Hij was extatisch dat ik het kind van de voormalige vrachtwagenchauffeur had uitgestoten, afgestoten, verworpen, vermangeld, geëxorciseerd.
Ik was amper neerslachtig. Ik voelde eerlijk gezegd niet zoveel.
Ik dronk het kriekenbier leeg, plette het stuk kriekentaart met de deerniswekkende ziekenhuisvork, en zei tegen de oude kruisboogschutter: ‘Ik zal terugkeren naar jouw paleis als je mij elke dag rode wijn geeft en mijn kleren wast en soms om frisco’s gaat naar de nachtwinkel en als je zwijgt wanneer ik voor de honderdste keer naar Body Double kijk.’ De oude kruisboogschutter zei hijgerig en zonder zelfrespect: ‘Zeker, je mag alles doen wat je wilt en ik zal alles doen wat je vraagt!’ Toen reed hij terug naar zijn paleis en ik wachtte in de wachtzaal van de dermatoloog tot het mijn beurt was.

Het is een universele afspraak tussen dermatologen om reproducties van Monet en Degas in hun wachtzalen en behandelkamers te hangen. Maar niet de paardenrennen van Degas, enkel de ballerina’s. Wellicht is het de bedoeling om de huidzieke mensen te paaien, te sussen, gerust te stellen, te troosten, in slaap te wiegen, week en geduldig en gehoorzaam te maken. Bij mij heeft het nooit gewerkt. En het werkte zeker niet na mijn miskraam. Woedend heb ik de vlinderjacht en de waterlelies en vooral de hooghartige pseudo-delicate valse maagdelijke danseressen van de muur gescheurd. Daar ging mijn afspraak waar ik meer dan vijf maanden op had gewacht! Ik verliet het ziekenhuis en hunkerde naar het miserabele inferieure angstzweet en naar de nobele weelderige Nazarenerharen van de voormalige vrachtwagenchauffeur.

Het was ondertussen reeds donker, het was december. Ik was te nerveus om te wachten op de bus, dus wandelde ik het hele eind van het ziekenhuis naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur. Een boetedoening van twaalf kilometers of meer. Hopelijk meer. Er hing opgedroogd bloed aan mijn broek, en mijn tintelende gezicht was grimmig en verdraaid en tragisch en verontwaardigd en gehavend en rood aangelopen: een expressionistisch wrak, een verlepte hoer van Otto Dix. Iedereen lachte mij uit: pubers, landlopers, makelaars, beiaardiers, teckels, glasblazers, onderwaterlassers, zadelmakers, pony’s, peuters, chrysantenkwekers, zeepzieders, fluiteenden. De voormalige vrachtwagenchauffeur was nog steeds aan het zuipen met de schetterende treiterende hoogblonde verwoest(end)e jonkvrouw uit Maastricht. Ik zei tegen hem dat ik gekoesterd moest worden, dat ik alleen wilde zijn met hem. Maar zij had het geld, de sigaretten, en het bier. En dus kon hij haar onmogelijk de deur wijzen.

Ik ging dan maar naar mijn eigen huis. In mijn kleine tochtige woning kreeg ik jeuk, ondraaglijke jeuk.
Ik dronk een paar glazen Martini en keek op mijn iPhone naar een schilderij van Max Pechstein: een meisje tussen leeuwen. In een kring van leeuwen. Noch profeet noch leeuwentemmer. Gewoon een stout vrolijk brutaal mager kind tussen simpele wrede ruwe hartstochtelijke leeuwen, maar er zal niets gebeuren want het kind heeft geen zweep en de leeuwen hebben geen zin om inspanningen te doen voor zo weinig vlees. Ze zitten met z’n allen gevangen in dezelfde kromme kooi. De almaar krommer wordende kooi.

Expressionisme is de enige kunstvorm die ik beter begrijp en waardeer wanneer ik dronken ben met een miskraam en een gemiste dermatologieafspraak achter de rug, bedacht ik mij. Meteen daarna schoot een uitspraak van Marguerite Duras me te binnen: drinken is tegennatuurlijk voor een vrouw, dieren en kinderen drinken niet. Ik parafraseer. Ondertussen ben ik opnieuw een dier en een kind geworden. Hol en ellendig, maar het expressionisme begrijp en waardeer ik nog steeds.

Over de auteur

Delphine Lecompte