Delphine Lecompte – Eskimopater wordt lachgasjunkie
Ik lees een grimmig artikel over een Eskimopater
Die in ongenade viel en noodgedwongen lachgasjunkie moest worden
Hij viel in ongenade omdat hij de jassen en de naden van de Eskimokinderen
Zo schattig vond, vooral de jassen en de naden van de Eskimokinderen met een mentale
Achterstand en zonder familieleden om een oogje in het zeil te houden
Dan val ik in slaap en droom ik dat ik hartverscheurende tekeningen van putters
En reigers beklad met broccolipuree in een psychiatrische instelling
Wakker wil ik vrijwel onmiddellijk seks maar er is geen man
Dus moet ik masturberen met een wezelkoprugkrabber en daar word ik bijzonder
Melancholisch van, na de onsuccesvolle masturbatie eet ik een citroentaart
En vraag ik me af hoe ik ooit in de buik van een walvis zal geraken.
Ik ren naar buiten en zoek mijn moeder in een tuincentrum
Daar staat ze met een vervaarlijke snoeischaar in haar klauwen
Tussen een imbeciele vogelwichelaar en een piramide insectenverdelgers
De imbeciele vogelwichelaar zingt een oud Moldavisch liedje voor mijn moeder
Het gaat over een zadelmakerszoon die opzettelijk een otter vermoordt
En door de koning wordt veroordeeld tot eeuwig kruisbogen opblinken
Maar dan wordt de koningsdochter verliefd op de zadelmakerszoon
Ze vraagt aan een bevriende heks om de zadelmakerszoon te veranderen in een spekkever
De heks gehoorzaamt en de spekkever ontsnapt, de kever wordt verpletterd
Door de laars van de hoefsmid, mijn moeder lacht smakelijk en gooit extatisch
De snoeischaar in de lucht, de snoeischaar wordt een raaf en de raaf vliegt
Zich te pletter tegen het neonlicht, mijn moeder neemt een nieuwe snoeischaar
Uit de rekken en verlaat waardig het tuincentrum met mij op haar hielen.
Iedereen in dit gedicht is heilig, schunnig, heldhaftig en idioot
Mijn moeder loopt rap en koortsig, ik roep: ‘Mama, wacht!
Ik moet je nog vertellen dat mijn oogoperatie is mislukt
En dat ik morgen de trein zal nemen naar Kopenhagen om een trompet op de kop
Te tikken, en dat ik me daar zo thuis zal voelen daar in Kopenhagen dat ik het huis
Van een lukrake incestueuze imker zal binnenbreken, hem met huid en haar zal verslinden,
En in het huis zal blijven wonen, voor eeuwig en altijd
Als een kruising tussen Goudlokje, de drie biggetjes, de stadsmuzikanten van Bremen,
Klein Duimpje, Blauwbaard, Repelsteeltje, en ezeltje strek je tafeltje dek je knuppel uit de zak.’
Mijn moeder haalt haar schouders op, ze weet dat er in Kopenhagen geen incestueuze imkers wonen
En ze weet dat ik te bang ben om de trein te nemen naar Kopenhagen,
En ze weet dat mijn scheelheid en mijn loensen nooit gecorrigeerd kunnen worden.
Toch niet door dokters
Mijn moeder betreedt traag en keizerlijk een pyjamawinkel
En zet de boel op stelten, ze pleegt een overval met een papier-maché
Nijlpaardgodinmasker, een speelgoedzwaard en een plastic sheriffster
Haar attributen zijn niet huiveringwekkend maar haar kille krachtdadigheid is het wel
En ze verlaat de winkel met een jutezak vol muntstukken
En met een donkergroene pyjama voor een sjamanistische touwslager die op sterven ligt
In de Gouden Handstraat, sjamanistisch zijn de flacons op zijn nachtkastje
En de fluimen in zijn nierbekken, hij houdt het vast als een relikwie
Sjamanistisch is het juiste woord niet
Hij was mijn babysitter toen ik vijf was en hij leerde me alles
Over het wilde westen, de koude oorlog, Brancusi, Bessie Smith en zelfmoord.
Nu verandert mijn moeder in een opgejaagde komodovaraan
En ze stuift weg, grommend en sissend met de sheriffster pijnlijk op haar borst geprikt
Ik loop op de dijk en loer naar de bedeesde zeepzieder
Die schroomvallig likt aan een kleine wonde op de muis van zijn hand
Ik zou zo graag de tong zijn, het speeksel dat hem geneest
Plots staat de mystieke chrysantenkweker naast me
Hij beweert dat hij zopas een tekenwedstrijd heeft gewonnen, thema: wapenstilstand
En dat de prijs een profetische teckel was, maar zijn vrouw en kinderen zijn allergisch
Hij vraagt of ik wil zorgen voor de profetische teckel, ik wil.
Ik zorg voor de profetische teckel
De profetische teckel is een kat in een zak: geen, absoluut zero toekomstvoorspellingen
Maar hij geeft me warmte en bescherming ’s nachts
En ’s ochtends geef ik hem everzwijnniertjes en spreek ik uitbundig
Over mijn dromen die minder naargeestig en minder kannibalistisch zijn
Sinds de profetische teckel in mijn bed ligt
Ik blijf het adjectief ‘profetisch’ aan hem toekennen, in de hoop dat het ooit zal kloppen
Maar al bij al moet het toch gezegd worden dat ik ontzettend ongelukkig ben.