Gepubliceerd op: maandag 17 mei 2021

EI 268: Çağlar Köseoğlu – Brief over gemeenschap

 

(…) Wij zijn inmiddels veranderd in menselijk kapitaal. We hebben enkel bestaansrecht in verhouding tot onze toekomstige marktwaarde. Gemeenschap is vermoedelijk deels ook een nostalgische reactie op het neoliberalisme geweest. Maar wij verlangen niet naar één groot, warm, sociaal lichaam. We kunnen niet veel langer meer doorgaan met deze brief. Onze ogen zijn erg vermoeid door het werken achter de computer op kantoor. We proberen ons in dit stille huis alsnog te verhouden tot onze bescheiden en problematische geschiedenis. De meest urgente taak op dit moment is het schrijven van een poëzie die verder gaat dan het reproduceren van onze impasse. Dat wil zeggen, verder gaat dan onze affecten van onmacht, atomisering en onzekerheid. Zonder er een goede reden voor te hebben gaan we ervan uit dat het gedicht een uitweg kan bieden, een voorbereiding kan zijn van gemeenschap. (…)

(fragment, volledige tekst op de website van nY)

 

Ik zal hier het gedicht Brief over gemeenschap bespreken. Het is niet een gedicht in normale zin, maar, zoals de titel al zegt, een brief. Met dit gedicht neemt Köseoğlu – door zijn verlangen om zich uit te spreken over de mogelijkheden van een gemeenschap – een stap om een gemeenschap te verwezenlijken. We krijgen direct de keuze opgedrongen om er al of niet deel van te zijn, of in ieder geval om na te denken over de mogelijkheden ervan en in hoeverre wij willen aansluiten bij de abstracte/ virtuele gemeenschap waar je lid van bent (daar ga ik vanuit) door in persoonlijke sfeer op een bepaalde (ethische) manier te handelen.

In wezen staat de briefvorm niet zo ver af van het gedicht. Het doet veel wat een gedicht ook tracht te doen: het zoekt aansluiting bij de lezer en het toont een innerlijk wezen. Dit is een intieme en gepassioneerde brief, waarin je niet alleen bekommernis en meelevendheid leest, maar ook twijfels, onmacht en wanhoop. Deze brief is ontroerend vanwege de ambitie, het zit vol met zelfkritiek en cynisme. Köseoğlu stelt een zware eis in het gedicht: ‘De meest urgente taak op dit moment is het schrijven van een poëzie die verder gaat dan het reproduceren van onze impasse.’

Is het Köseoğlu gelukt om dat te doen, vooral met dit gedicht? Of met de bundel, door deze Brief over gemeenschap daarin als laatste gedicht op te nemen? Het maakt een begin en legt het idee van een gemeenschap ter bespreking op tafel, op een nederige manier, juist omdat de schrijver aangeeft niet te weten hoe of wat – maar enkel het falen van zijn streven deelt. Dat is genoeg, dat stelt lezers open om na te denken over de mogelijkheid – dat is het voor mij tenminste – van een stap in de juiste richting.

Zouden we niet meer brieven als deze naar elkaar moeten sturen? Zouden dichters niet vaker moeten overwegen om dit soort brieven te sturen, hun bundel als brief te zien, in plaats van een bundel als taalkunst werk, helemaal als het een geëngageerde werk. Een gedicht dat als hoofddoel heeft om te betrekken en bijeen te brengen, in plaats te vermaken, verbluffen, verwonderen met de geraffineerde, elegante stijltechnieken die een dichter beheerst? Omdat in de metafoor, zoals Bernke Klein Zandvoort stelt, het gevaar van de verdunning van de werkelijkheid zit – wat je natuurlijk niet wilt wanneer het om zaken als mensenrechten gaat, om het lijden van anderen, of wanneer het gaat om een pleit van een daadwerkelijk standvastige gemeenschap. Het zal altijd een groot probleem blijven dat er slijtage zal plaatsvinden van het sprekend subject en het onderwerp zodra een gedicht beeldspraak gebruikt. Daarom denk ik dat dit briefgedicht een intieme en succesvolle manier is om te communiceren en beweging te realiseren. Misschien is het briefgedicht een ideale vorm, omdat een metafoor teveel aandacht naar zichzelf trekt en niet het onderwerp belicht.

We begrijpen allemaal dat politieke onrust en de politieke gebeurtenissen in hun complexiteit nooit makkelijk zijn weer te geven zonder verlies van inhoud, of verbuiging en verminking ervan. Waar beelden en metaforen voor ruis zorgen, is de kaalheid van brieftaal juist verhelderend en omarmend: een taal die vrij is van poëtische constructies en die weerspiegelingen helder weergeeft, omdat daarin een weg voorwaarts te vinden is. Omdat hedendaagse politieke retoriek meer en meer spanningen creëert en weergeeft van mensen in gemeenschappen, is juist een gedicht als dit – dat alle spanningen loslaat en taal niet meer inzet als wapen maar eerder als plaats van samenkomst – verfrissend en noodzakelijk.

 

Nasleep

 

Çağlar Köseoğlu
Nasleep
Uitgeverij Het Balanseer
ISBN 9789079202744

 

Over de auteur

Alara Adilow

- is dichter van Somalische afkomst woonachtig in Amsterdam. Ze heeft poëzie gepubliceerd in o.a. de Revisor, Tirade, Poëziekrant, Ooteoote, De Online Gids , Optimist en Absint. In 2020 schreef ze een korte monoloog voor de single 'Feelings' met Willie Wartaal. In 2019 stond ze in de Finale van de NK poetry slam. Momenteel werkt ze aan haar debuutbundel: ‘Mythen en Stoplichten’.