Gepubliceerd op: zondag 30 mei 2021

Delphine Lecompte – We zijn paradijselijk tot we verdrinken

 

De bedeesde zeepzieder koopt een Banjomeerval, een Bloedvlektetra,
Een Chocoladegoerami, een Diamantzalm, een Eilandbarbeel, een Hemelse Pareldanio
En een Sleutelgatcichlide, hij laat zich leiden door de groteske ietwat potsierlijke namen
Maar ook door de schichtige doch sierlijke bewegingen van de tropische vissen
Hij werpt de vissen naar een flagellant met een speldenkussen in zijn hand in een processie
Door scrupuleloze kindermoordenaars en kannibalistische kaartspelers gefinancierd, lief van hen
De zeven vissen worden gekruisigd op het speldenkussen
En het is een prachtig tafereel met reacties van in zwijm vallende bobijnsters, kwijlende touwslagers
En verbolgen chrysantenkwekers, de bedeesde zeepzieder loopt panisch weg
De paniek neemt af, een hoorntje met twee bollen mokka-ijs en twee bollen smurfenijs helpt.

De bedeesde zeepzieder komt mij tegen in de doofstomme hyenastraat
Ik wilde meelopen in de processie, maar enkel mannen mogen flagellanten spelen
Mannen mogen spelen en kwijlen, vrouwen moeten in zwijm vallen en sterven in het kraambed
Gelukkig is er veel veranderd
Kijk maar naar het nijdige dwergvrouwtje met de vuile stola
Niemand valt haar lastig, niemand verwenst haar, niemand wil haar openlijk verpulveren
Kijk maar naar de transseksuele coniferenscheerder die niet wordt gelyncht,
In vrede zijn beroep mag uitoefenen, ’s avonds ongemoeid lookbrood en bloedworst eet,
Veilig zijn boeken over vleesplanten en pelsjagers doorbladert, en tot slot zonder pottenkijkers
In slaap valt en droomt dat hij de laatste neushoorn, de laatste poolvos, de laatste haikudichter
En de laatste schommelstoelfabrikant met grote uitbundigheid om zeep helpt zonder tuingereedschap en zonder hulp van buitenaf.

De bedeesde zeepzieder geeft me zijn wakke hoorntje
Er hangen nog druppels smurfenijs aan de rand, ik lik en word Behemoth
Een stalen achtbaan en een afgrijselijk zeemonster
Ik wreek de paradijselijke vissen van het speldenkussen en peuzel de bedeesde zeepzieder op
Het hoorntje rolt de goot in waar het wordt opgesmikkeld door een weke anesthesist
Die tijdens het bietenbal afgelopen nacht is vergeten dat hij anesthesist is
En de goot en het hoorntje vermakelijk en verkwikkelijk vindt, het is nu zijn biotoop
Voor eeuwig en altijd, laat anderen maar Jezus en Lazarus imiteren
Naast de voormalige anesthesist ligt een gescheurd masker van een cartooncoyote met dollarogen.

Ik wandel bol en gelaten naar het huis van de gepensioneerde stierenvechter
Hij zit aan de keukentafel met een fles rum en een foto van zijn vader als kind
Naast een kameel die onverschillig en alwetend wegkijkt van het kind
Het kind werd man werd echtgenoot werd uitvaartmedewerker werd gever
Van rondleidingen in een bakkerijmuseum en daarna in een duikboot werd stroper raakte verveeld
Werd paardendief werd serieverkrachter werd vader werd gevangene werd bitter vond een cipier
Die hem een riem wilde schenken in ruil voor een pijpbeurt werd hoer werd zelfmoordenaar
Werd doodgezwegen werd uit foto’s geknipt werd gered door zijn enige zoon
De gepensioneerde stierenvechter zegt: ‘Mijn vader had het niet onder de markt.
Meer kan ik niet zeggen over de zachte knoestige verkeerd begrepen melancholische ellendeling…’

Ik omhels de gepensioneerde stierenvechter en we maken de fles rum soldaat
En daarna nog een goedkope fles rode wijn met een ezel en een bijenkorf op het etiket
Tussen de bijenkorf en de ezel staat een petieterige molenaar met bloedende voeten
En toegeknepen ogen, nochtans is er geen zon te zien
De ezel is de baas, maar de bijenkorf is God
De molenaar beweegt, bukt zich, neemt een dolk, knielt en pleegt allesbehalve sereen harakiri
Ik vraag aan de gepensioneerde stierenvechter: ‘Wat is de kortste weg naar Casablanca?’
Hij negeert mijn vraag en gooit een kaars naar een pissebed in de gootsteen
Een kaars voor het goede doel, de kaars mist doel en de pissebed maakt zich uit de voeten
Het is zo lang geleden.

Ik zeg: ‘Het is zo lang geleden dat ik nog eens een kaars kocht voor het goede doel.
Ik moet wel haast afschuwelijk en vreselijk en gierig en primitief en egocentrisch en harteloos zijn.’
De gepensioneerde stierenvechter ontkent het niet
We eten abrikozentaart en praten langzaam over teleurstellende kleefpleisters
En pernicieuze ontdekkingsreizigers, het valt allemaal wel mee
De abrikozentaart is zalig, ik verander opnieuw in Delphine
De gepensioneerde stierenvechter zegt laconiek: ‘Vaarwel Behemoth. Goedenavond Delphine.’
Mijn maag splijt uiteen en de bedeesde zeepzieder verschijnt.

De gepensioneerde stierenvechter slaat hem KO met de lege fles molenaarswijn
Ooit hield ik van de bedeesde zeepzieder
Het leek op een cultus
En ik vergat vijf maanden in de spiegel te kijken
Dat heet krankzinnigheid, je spiegelbeeld vergeten
Net op tijd werd ik opgetild en genezen door een vrachtwagenchauffeur
Hij gaf me muizen, washandjes, botervlootjes, dobbelstenen, en wenkbrauwen
Morgen gaan we trouwen.

Over de auteur

Delphine Lecompte