Delphine Lecompte – Verliefd op Elise
Als elfjarig scharminkel was ik hartstochtelijk verliefd op de vijfjarige Elise, een obsessie die slingerde tussen aanbidding en sadisme.
We gingen naar dezelfde school en ik snakte naar de speeltijden, omdat ik dan glimpen kon opvangen van haar billetjes in de strakke strenge marineblauwe bermuda, van haar perfecte rechte honingkleurige vlecht (het vlechten begon reeds op de schedel, wat me vreemd genoeg deed denken aan de film Alien), haar gebruinde armpjes, haar magere sprookjesachtige polsen, haar vingers met de veel te dure ringen voor een kind, haar gouden oorbellen die mijn moeder vulgair vond, de papegaai op haar sweater, haar paarse boekentas, haar ouderwetse zwarte sandalen die klonken als kwade eenden die hun kroost verdedigen, haar kleine wipneusje, haar porseleinen haast turkooizen ogen, haar gave poppenwangen met de ronde geschilderde blosjes…
Alles aan Elise was mooi. Zelfs haar naam. En ze rook ook heerlijk: naar kunstgras en naar cavia’s en naar grenadine en naar tuinslangen die enkel worden gebruikt om regenbogen op de tuinmuur tevoorschijn te toveren.
Soms kon ik me niet inhouden en kneep ik in de warme billetjes van Elise tijdens de speeltijd. Dan barstte ze in huilen uit en kon ik haar troosten. Ze spartelde in mijn armen als een naar adem happende meerval maar ik was sterk. Sterk en opgewonden en gepassioneerd.
Maar op een dag werd ik bij de directrice geroepen, ze zei streng nee woedend en vol onverholen walg in haar ogen en mondhoeken dat het knijpen van Elise meteen moest ophouden of dat ik anders naar een verbeteringsinstelling of jeugdgevangenis zou gestuurd worden. Zowel mijn eigen moeder als de moeder van Elise vonden dat een uitstekend idee en hadden het graag meteen zien gebeuren, maar de directrice wilde me nog een kans geven.
Ik zat in het zesde studiejaar en mijn beste vriendin was de struise besluitvaardige blonde furie Els. Ik bracht Els op de hoogte van mijn verschroeiende verliefdheid op Elise en we vatten het plan op om Elise te ontvoeren en groot te brengen in een hut in de Vlaamse Ardennen. Els was ongelukkig thuis, haar vader was vroeg gestorven en haar stiefvader wilde te krampachtig en gespeeld joviaal zijn plaats innemen. De moeder van Els was een dorre puriteinse berispende schuldbemiddelaarster. Ze zou zelfmoord plegen twee dagen na onze Plechtige Communie, maar dat konden wij toen onmogelijk weten of raden.
Ik was uiteraard ook ongelukkig thuis, mijn stiefvader was een morbide geniepige sombere mompelende sardonische huiveringwekkende nougatverslaafde seksmaniak en Proustvertaler. En mijn moeder was dwangmatig vrolijk, behaagzuchtig, koopziek, opvliegend, sentimenteel, vals, huilerig, en steeds hatelijk over mijn biologische vader die (dat moest ik toegeven) ontzettend veel gebreken had en nooit zijn best deed om er een gezellige dag van te maken wanneer ik op bezoek kwam de eerste zaterdag van elke maand. Koolsla in huis halen vond hij al een bovenmenselijke inspanning. Ik hield van koolsla, ja. Eén keer gingen we naar een pretpark, maar in de wachtrij voor het vliegend tapijt kreeg hij het aan de stok met een voetbalhooligan die volgens mijn vader te luidruchtig van zijn aardbeikauwgom genoot.
Elise kwam uit een harmonieus gezin: haar vader was een befaamde poolreiziger die regelmatig naar de school kwam om ons te vervelen met zijn barre anekdotes en zijn haperende diavoorstellingen, en haar moeder maakte ingewikkelde moderne juwelen die werden gedragen door de verveelde anorectische vrouwen van ruwhartige olieslagers en door vereenzaamde suikerzieke gravinnen maar ook door enkele prinsessen van het Deense hof. Elise was hun enige kind en ze droegen haar op handen, tilden haar over het paard, plaatsten haar snoeverig en luidruchtig op een pedestal. Misschien was ik daarom zo kwaad op Elise. Want mijn verering en liefde sloegen soms om in blinde haat, almaar vaker naarmate het schooljaar verstreek en ik algauw naar de middelbare school zou moeten gaan en mijn kans om Elise te ontvoeren en te martelen zou dan verkeken zijn.
Dus bereidden Els en ik de ontvoering voor: elke dag brachten we een klein beetje overlevingsmateriaal en enkele conservenblikken naar de school. We verstopten het materiaal en de conservenblikken in het kastje van turnleraar Johan die op de hoogte was van ons plan maar zou zwijgen in ruil voor enkele hand- en spandiensten. Het was het idee van Els geweest om turnleraar Johan te betrekken bij het plan, ik wist meteen dat het een rampzalig idee was en dat turnleraar Johan (een schijtlaars van het zuiverste water) ons om zijn vel te redden zou verraden zonder enige aarzeling. Gelukkig waren de Vlaamse Ardennen immens groot (in mijn kinderogen) en Elise zou al dood zijn op het moment dat de politieagenten met onnodig machtsvertoon de hut zouden binnenstormen.
Maar toen op een zaterdag, ik weet het nog goed, veranderde alles: het was bijna Sinterklaas en ik liep met mijn moeder rond in een chique geurige pretentieuze winkelketen. Mijn moeder kocht lingerie en koekendozen en giraffenbeeldjes, en ik was chagrijnig omdat ik het vreselijk vond om naast mijn moeder op een roltrap te staan en mijn tijd te verprutsen in die akelige kapitalistische tempel. Ik was in die periode bezeten geraakt door Vincent van Gogh en ik wilde even briljant en gekweld worden. Ik tekende constant stoelen en buren en katten en vazen en dekens, en ik werd elke dag beter. Maar mijn moeder saboteerde graag mijn tekencarrière en daarom had ze me meegenomen naar het steriele zielloze snobistische winkelparadijs waar je nooit eens gebochelde mijnwerkers of grimmige scheepsherstellers tegenkwam. Ik wilde bijna de chroomrekken vol lederen handtassen veel te klein om karabijnen en opgezette bunzingen in te verbergen omverwerpen toen ik Elise zag zitten op de schoot van Sinterklaas. Ik wist dat Sinterklaas een fabeltje was en dat de man met zijn scheve mijter, bepiste tabbaard, en kriebelige baard slechts een perverse gepensioneerde zwembadopzichter was die een centje wilde bijverdienen. Maar Elise glunderde en straalde, en ik werd overspoeld door tederheid. Ik raakte ontroerd door haar onschuld, haar onbevangenheid. En deze keer was het echt, deze keer was het niet ambigu. Mijn kwade bedoelingen vlogen weg en ik wilde het schattige, aaibare maar ook broze, melancholische kind niet meer ontvoeren. Laat staan folteren, knevelen, krenken, en vernederen.
Ik heb Elise daarna nooit meer geplaagd op de speelplaats.
Els liet me vallen en leegde een pot pickles in mijn rugzak.
Turnleraar Johan maakte haar enkele jaren later zwanger en ze hield het kind.
Turnleraar Johan liet zwangere Els in de steek en werd verliefd op een twaalfjarige die nog niet kon menstrueren, en daarna op nog een. Tot hij werd gearresteerd.
Tijdens mijn laatste schooldag kwam de moeder van Elise plots op me af, een kleine elegante dappere vrouw met pientere kastanjebruine oogjes en progressieve minimalistische kleren. Ze bedankte me, ze zei dat het knap was dat ik me had herpakt en een goede mens was geworden. En ze zei dat Elise thuis vaak over me sprak als over een oudere zus, een liefelijke kwelduivel. Ik zweefde over de tafel als een spookgezinslid, en zou dat nog een tijdje blijven doen.