Delphine Lecompte – Ik is een hel
Ik ben de kuch, de hik, de schaduw, en de sloep
Ik ben de sloop, en de dierenliefde die terrorisme werd
Mijn moeder spreekt verwonderd over een verwaande blaaschirurg
Die haar aanviel in de bus met een lege vogelkooi
‘Waarom moeten we constant lijden?’ vraagt haar nieuwe geliefde onterecht
Hij heeft een schilferende schedel en een prostaat die niet werkt
Maar ooit was hij een blond aanbiddelijk jongetje met krullen en maniertjes in Firenze
En de ganse stad wilde hem ontvoeren, knevelen, borstelen, en liefkozen.
‘Nu begrijp ik alles,’ zegt de voormalige vrachtwagenchauffeur bedrukt
Hij kijkt afwisselend naar zijn lege pensioneringsmand en naar de zwangere lucht
Volgens mij zwanger van God, volgens de ex-trucker zwanger van regen
Wat op hetzelfde neerkomt, we eten verrukkelijke Berlijnse bollen
Onder de venijnboom van het satanische Pastoor Van Haeckeplantsoen
Ik zeg: ‘In de gevangenis zou ik vooral jou en de venijnboom missen.
Daarna frivolere zaken als hagel en pudding en niet impulsief naar de cinema kunnen gaan.
Knielen in de Blokstraat om een verwonde spreeuw te reanimeren, ook dat zou ik missen.
Ik kan ongetwijfeld nog een duizendtal frivole zaken opsommen die ik zou missen…’
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt kritisch: ‘Een spreeuw reanimeren is niet frivool.’
Hij heeft gelijk: het is een plicht, een roeping, een sympathieke vorm van boetedoening
Nicky mijn Nemesis in het zesde middelbaar kwam altijd te laat
Omdat ze her en der spreeuwen moest reanimeren, zij deed dat luchtig en moeiteloos
Ze raakte zwanger en mocht niet mee naar Praag, onze allerlaatste schoolreis
Wat heeft ze gemist? Boulevards, junkies, een goktempel, een concentratiekamp,
Perziklikeur, een onvriendelijke Russin die een poppenkastmol uit mijn handen rukte,
Bruggen, jazz, lijm, klokken, clochards met profetieën en TBC, hoffelijke wegbeschrijvingen,
Meneer Lambrecht die zich belachelijk maakte in een discotheek op deze wijze:
Hij duwde zijn tong in de keel van een elfjarig Tsjechisch nimfje met een gerbil in haar borstzak
En tien kunstduimen in haar rugzak, die kunstduimen zijn altijd een mysterie gebleven.’
Het begint te regenen en we schuilen nergens
We lopen naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur
We kleden ons uit in kleine aparte kamers
De voormalige vrachtwagenchauffeur is rap klaar en drinkt limonade
Ik neem mijn tijd, ik kijk naar mijn borsten in de vlekkerige spiegel
Die werd gevonden in een containerpark tussen twee bergen schunnige faxapparaten
Schunnig of afgedankt of obsoleet, ik plet mijn borsten maar ik word geen jongen
Ooit was ik een jongen in een boom, ik piste op het hoofd van de akelige flemerige onderpastoor
Mijn moeder zei: ‘Bravo!’ voor het eerst, maar toen ik de volgende dag
Op het hoofd van de racistische fietsenmaker piste kreeg ik een pak slaag onder de radiator
Tot mijn grootvader tussenkwam en haar en de fietsenmaker paaide met cognac en boudoirs.
Plots staat de voormalige vrachtwagenchauffeur achter mij en kneedt hij mijn borsten
Hij kneedt als de wolf die het geitje in de klok toch vond
Zijn handen zijn groot en hij had meer materiaal, meer vlees gewenst
Ik ook, ik ben een vrouw en ik wil mijn wulpse genadeloze moeder zijn
Ik beveel: ‘Penetreer me zoals je de sletterige harteloze dochter van de vuurtorenwachter
Zou penetreren de dag nadat ze je zoon had verraden en hem had kaalgeschoren.’
‘Dat is nooit gebeurd.’
Niettemin penetreert de voormalige vrachtwagenchauffeur me fors en machinaal
Het is zalig en ik kom klaar met opdringerige naïeve tekeningen van pasja’s en brilslangen
Uit de stripverhalen van landerige zomermiddagen in De Panne, dan zijn ze weer weg
De voormalige vrachtwagenchauffeur wordt slap en zucht melancholisch.
Nu schil ik aardappelen en denk ik aan mijn kleine vader
Die ik slechts een keer zag struikelen over een mandje met lookbrood
In een Italiaans restaurant, hij bloosde en nieste als een woedende haas in een strik
Het was mijn verjaardag, maar door het struikelincident was mijn verjaardag om zeep
We verlieten het restaurant en keerden terug naar de droevige flat van mijn vader
Daar stond Conny hem op te wachten met een hamer
Ze was niet razend, ze huilde en sprak onsamenhangend over een haarband en een circusleeuw
Ik lachte nerveus en kuste de stickers die ik had gekregen voor mijn verjaardag: huilende eenden.
De voormalige vrachtwagenchauffeur streelt mijn sleutelbeenderen
Maar hij raakt mijn sleutelbeenderen snel beu en zet dan maar de televisie aan
De programma’s zijn wonderlijk en vulgair: Alaska en kapotte remleidingen
Ik ben de snik, de list, de badkuip, en het snoepgoed
Ik ben de otter in gevangenschap, en de pyromaan die fotogeniek werd.