Gepubliceerd op: donderdag 15 april 2021

Delphine Lecompte – De oude kruisboogschutter: muze en pispaal

 

Eerherstel voor de oude kruisboogschutter. Eindelijk!
Hij was er van in het begin bij, het begin van mijn poëtische carrière: ik won in 2010 met De Dieren in Mij de Buddingh’-prijs en we namen de trein naar Rotterdam om de prijs in ontvangst te nemen. Ik had een eetstoornis toen: ik leefde zeven à acht dagen op kwark en zandkoekjes voor diabetici, om dan op de achtste of negende dag de teugels te laten vieren. De dag van de Buddingh’-prijs was mijn schransende beestachtige vraatzuchtige vreugdevolle walgelijke dag. Ik begon om middernacht een pot speculaaspasta uit te lepelen, twee uren later verslond ik een pak suikerwafels, nog eens twee uren later waagde ik me aan 200 gram zure beertjes, en wanneer ik ’s ochtends om 7u30 opstond maakte ik meestal nog een camembertschijf soldaat.

We namen de trein om 10u ’s ochtends en ik kreeg alweer een onweerstaanbare drang naar verboden voedsel. De oude kruisboogschutter kocht Berlijnse bollen voor mij, hij genoot ervan om me te zien eten en filmde mijn eetfestijn tot ik me opsloot in het toilethokje van het treinstel om zonder schaamte haastiger en vuiler te kunnen eten. Ook in Rotterdam was er voedsel: een Indonesisch buffet, teleurstellend: rijst, een beige brij, groene smurrie, en taai schapenvlees. Maar ik had nog een geheime voorraad frangipanes in mijn kinderachtige paarse rugzak. Die frangipanes at ik op in de lobby van het gebouw waar de prijs werd uitgereikt. De lobby zat vol internationale dichters die ongetwijfeld belangrijk en geestig en intelligent waren, maar ik werd volledig opgeslorpt en in beslag genomen door mijn verstoorde devotie voor (of obsessie met) overwegend zoet, kruimelig en monochroom voedsel.

Van de uitreiking zelf herinner ik me weinig. Ik herinner me dat de vrouw die me de prijs gaf dor, humorloos en antipathiek was, en dat het leek alsof ze vond dat ik de prijs niet verdiende.
Na de doffe ontnuchterende ceremonie moest ik van de oude kruisboogschutter een papegaai op mijn arm torsen. Het was een toeristische attractie. Eerst was het lastig, maar algauw vond ik het zalig en bevrijdend, en de papegaai werd het hoogtepunt van onze dag in Rotterdam.
De oude kruisboogschutter genoot zoals altijd van alles: van de aardige Hollandse organisatoren die hij leerde kennen en die hem vroegen om Boerke Naas van Guido Gezelle te declameren (wat hij zich geen tweede keer liet vragen), van de intrigerende Friese schrijvers die hem charmeerden met hun sappige muzikale Scandinavisch klinkende streektaal, van de boertige cynische mercantiele papegaaienman, van de smog, van de lelijke kantoorgebouwen, van de veel te schriele sierlijke Libische veiligheidsagent van de gigantische juwelenwinkel waar je polshorloges kon kopen die duurder waren dan lasapparaten en Lippizanerpaarden, van de gesloten bruidswinkel, van de pandjeszaak vol lugubere opgezette marters en vrolijke wezels en kneuterige vingerhoeden en strenge zeeflepels uit Bremen en zilveren kolibriebroches, van de boten waarop bloedmooie alchemistische trompettisten zonnebaadden, van de terrassen met plagerig zwaaiende nimfjes met fluorescerende armbanden en ananasoorbellen, van de zielloze hotelkamer, van de badkuip, van mijn gebruik van de badkuip, van het slapen naast mijn korzelige misselijke bitter teleurgestelde lijf, van het opstaan naast mijn tragische chagrijnige zwartgallige aanwezigheid, en van het ontbijtbuffet.

De komende jaren zouden we veel naar Holland reizen: ik om nerveus en bedeesd voor te dragen, en de oude kruisboogschutter om te genieten van de franjes: van de lieve gulle gastvrije excentrieke dichters en vrijwilligers, van de rare exotische maaltijden, van de formidabele eerlijk gezegd nooit opzienbarende landschappen, van de woeste lukrake slaapplekken, en van het samenzijn met mij.
Hij genoot toch vooral van het samenzijn met mij.
Ik was nochtans zelden genietbaar gezelschap: ik was angstig in de trein, verlegen achter de schermen, ik stierf op het podium, was uitgeput na mijn voordracht, en viel als een blok in slaap in het kraakpand of de jeugdherberg. Ik sleurde en sleepte en sjouwde steeds mijn wonden, mijn trauma’s, mijn neurosen, mijn onzekerheden, mijn fobieën, en mijn demonen met me mee. Ik was ongelukkig. Ik was een wrak.

Terug in Brugge leidden de oude kruisboogschutter en ik een gezapig leventje: strandwandelingen met de hondjes, uitstapjes naar oorlogsmusea en bouwmarkten, onder een dekentje oude films van o.a. Frank Capra en George Cukor bekijken, vroeg naar bed, en af en toe cunnilingus waar de oude kruisboogschutter in uitblonk, omdat hij een enorm uithoudingsvermogen had en werkelijk pret beleefde daar beneden. Tijdens die welbepaalde essentiële seksuele activiteit hield de oude kruisboogschutter zijn kleren aan. Hij schaamde zich voor zijn oude lichaam en hij zei dat hij genoeg voldoening putte uit het aanschouwen van mijn nog niet compleet verwoeste amper gehavende naaktheid. Hij beleefde voldoende plezier aan het simpele likken van mijn vulva die geen kinderen had uitgespuugd.
Ik schreef uiteraard elke dag mijn gedichten.

De oude kruisboogschutter was niet geïnteresseerd in mijn gedichten, maar hij leefde op wanneer er interviewers over de vloer kwamen. Dan deed hij zijn leven uit de doeken: een afschuwelijke gewelddadige hatelijke drankzuchtige vader die uit de loopgraven was gestrompeld en de heilige zachte mollige kreupele moeder aan zich had vastgeketend door haar te bezwangeren, een kindertijd met bestraffende nonnen en slapen in een ondergesneeuwd mansardekamertje, tijdens de tweede oorlog hop plukken bij boerin Judith die zich ontfermde over de jonge kruisboogschutter die veel heimwee had, Congo. De interviewers kwijlden bijna wanneer ze Congo hoorden en de oude kruisboogschutter maakte ze soms wijs dat hij de executie van Lumumba had bijgewoond. Hij ging het op den duur ook echt geloven. Maar hij sprak het liefst over zijn nederige koesterende zelfopofferende moeder, de volkse goedlachse bobijnster, en toen hij 75 was voelde hij zich nog steeds een weeskind.

De oude kruisboogschutter was zorgzaam: hij kocht brood en honing en kruidenkaas en bananen voor mij. En pralines en mixers en pluchen maki’s wanneer er iets te vieren viel. Hij was heel burgerlijk en we hadden vaak conflicten over kunst en vluchtelingen. Ik begon een enorme hekel te krijgen aan zijn protserige fatsoenlijkheid, aan zijn dweepzucht met rijke vulgaire autoriteitsfiguren en holle saaie gedecoreerde veteranen, aan zijn manchetknopen en siertegels, aan zijn valse rococozetels, aan zijn brillantine en gezichtscrèmes, aan het ijdele vertoon en het menselijke opzicht, en aan zijn ledige geestesleven. En toen mijn alcoholmisbruik almaar extremere vormen aannam, ging onze relatie helemaal naar de haaien. Ik schopte de oude kruisboogschutter meermaals en beet hem eens in het gezicht na een rampzalig verjaardagfeest in een Chinees buffetrestaurant. Mijn verjaardag.
Ik werd krankzinnig verliefd op de bedeesde zeepzieder, en enkele maanden later leerde ik de voormalige vrachtwagenchauffeur kennen en herontdekte ik de verschroeiende bestiale lust en de turbulente verwarrende smerigheid van heerlijke verterende seks in zijn beschimmelde huurwoning.
De voormalige vrachtwagenchauffeur was de absolute tegenpool van de oude kruisboogschutter: wild, vuil, eenzelvig, rebels, vrij, grappig, roekeloos.

Maar toen ik echt in de problemen kwam door de drank was de oude kruisboogschutter telkens opnieuw de rots in de branding: hij ving het bevende klappertandende hoopje ellende dat ik was op in zijn warme comfortabele herenhuis, maakte soep voor mij, belde de dokter op, voerde me naar talloze psychiatrische instellingen, bezocht me elke dag met truffels en pyjama’s, en hij zorgde voor mijn hondjes.
Zelfs nu ik negen maanden nuchter ben en altijd maar over de voormalige vrachtwagenchauffeur schrijf in mijn columns en in mijn gedichten, over seks met de voormalige vrachtwagenchauffeur schrijf. Zelfs nu ik ondanks mijn nuchterheid nog steeds koortsig en gulzig en bezeten de liefde bedrijf met de voormalige vrachtwagenchauffeur, zelfs nu kan de oude kruisboogschutter me nog niet loslaten.
Hij is bang dat ik in mijn ongeluk zal lopen. En hij wil me bezitten, me liefkozen, me voederen, me opvoeden en me commanderen.
Hij smeekt me al maanden om hem eens in de bloemetjes te zetten: eerherstel voor de oude kruisboogschutter die al zeventien jaar als een incestueuze vader een oogje in het zeil houdt en die vaak te bezitterig en te controlerend is, maar die ook oprechte bezorgdheid en grenzeloze tederheid voor me voelt.
Dit is je eerherstel, mijn oude fiere kruisboogschutter, het is wellicht niet lovend genoeg. Het is hier en daar te kritisch en te schurend. Maar je zou ondertussen moeten weten dat ik een onuitstaanbare feeks ben. Maar je moet toch ook weten dat ik van je hou.

Over de auteur

Delphine Lecompte